ECLI:NL:RVS:2019:2851

Raad van State

Datum uitspraak
23 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
201905940/1/V2 en 201905940/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening

Op 3 juli 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Hardoar, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Op 29 juli 2019 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, maar dit hoger beroep is niet tijdig ingediend. De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 5 augustus 2019, maar het hogerberoepschrift is pas na deze datum ontvangen door de Raad van State. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch ontvankelijk te verklaren.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak van 23 augustus 2019 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en is vastgesteld door mr. N. Verheij, met mr. P.A.M.J. Graat als griffier.

Uitspraak

201905940/1/V2 en 201905940/2/V2.
Datum uitspraak: 23 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 29 juli 2019 in zaak nr. NL19.15513 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 29 juli 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Hardoar, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 5 augustus 2019. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Daarom wordt geen voorlopige voorziening getroffen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Graat
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2019
307.