ECLI:NL:RVS:2019:2842
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van vreemdeling
Op 22 augustus 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 januari 2019 was afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 9 juli 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de aanvraag voor de voorlopige voorziening beoordeeld en geconstateerd dat er voldoende redenen zijn om de vreemdeling niet uit te zetten totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en de relevante wetgeving, waaronder artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 22 augustus 2019, en is daarmee een belangrijke beslissing in het kader van het vreemdelingenrecht, waarbij de rechten van de vreemdeling worden gewaarborgd in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.