ECLI:NL:RVS:2019:2840

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
201906186/1/V2 en 201906186/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid hoger beroep asielaanvraag

Op 21 augustus 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en het hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had op 10 juli 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 7 augustus 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.M.I. Eleveld, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 14 augustus 2019 eindigde, maar dat het hogerberoepschrift pas op 15 augustus 2019 bij de Raad van State is ingediend. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van rechtsmiddelen in asielprocedures en de gevolgen van het niet naleven van termijnen.

De uitspraak is openbaar gedaan op 21 augustus 2019 en is geregistreerd onder de zaaknummers 201906186/1/V2 en 201906186/2/V2.

Uitspraak

201906186/1/V2 en 201906186/2/V2.
Datum uitspraak: 21 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 augustus 2019 in zaak nr. NL19.16048 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 7 augustus 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.I. Eleveld, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 14 augustus 2019. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Wat de vreemdeling heeft aangevoerd, is geen reden om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen, want zij heeft het hogerberoepschrift ingediend op 15 augustus 2019 in plaats van op 14 augustus 2019.
2.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bosma
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2019
572-844.