ECLI:NL:RVS:2019:2744

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
201901284/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving verzoek om motorvoertuigen gebruik in stiltegebied afgewezen

Op 1 augustus 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellant] en het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Het geschil betreft de afwijzing van een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het gebruik van auto’s en ander gemotoriseerd verkeer op de openbare weg in het stiltegebied de Bennekommer Meent. Het college had eerder, bij brief van 9 maart 2018, dit verzoek afgewezen. Vervolgens verklaarde het college op 9 oktober 2018 het bezwaar van [appellant] tegen deze afwijzing ongegrond, waarop [appellant] beroep instelde.

De Afdeling heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van het college van 9 oktober 2018 vernietigd. De Afdeling oordeelde dat [appellant] geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat zijn perceel meer dan 800 meter van het stiltegebied ligt en er verschillende straten met bebouwing tussen zijn perceel en het stiltegebied zijn. Hierdoor heeft [appellant] geen zicht op het stiltegebied en zijn de gevolgen van het gebruik van motorvoertuigen in het stiltegebied voor hem van weinig betekenis. De Afdeling concludeerde dat het verzoek om handhaving geen aanvraag is en dat de afwijzing van het verzoek geen besluit is in de zin van de Awb. Het college had het bezwaar van [appellant] dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren.

De uitspraak bepaalt verder dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland het door [appellant] betaalde griffierecht van € 170,00 dient te vergoeden. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

201901284/1/A1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 1 augustus 2019 om 13:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. S.F.M. Wortmann    voorzitter
griffier: mr. J.A.A. van Roessel
Verschenen:
[appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde];
Het college, vertegenwoordigd door mr. J. Ross.
===================================
Bij brief van 9 maart 2018 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het gebruik van auto’s en ander gemotoriseerd verkeer op de openbare weg, in het gebied de Bennekommer Meent (hierna: het stiltegebied) afgewezen.
Bij besluit van 9 oktober 2018 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 9 oktober 2018, kenmerk 2018-006008;
III.    verklaart het bezwaar van [appellant] tegen de brief van 9 maart 2018 niet-ontvankelijk;
IV.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V.    gelast dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Daartoe overweegt zij het volgende.
Het perceel [locatie] te Wageningen waar [appellant] woont, ligt op een afstand van meer dan 800 m van de grens van het stiltegebied. Tussen het stiltegebied en het perceel zijn verschillende straten met bebouwing gelegen, waardoor [appellant] vanaf zijn perceel geen zicht heeft op het stiltegebied. Voor zover [appellant] op zijn perceel al gevolgen ondervindt van het gebruik van motorvoertuigen in het stiltegebied, is het gelet op de afstand en de tussengelegen bebouwing niet aannemelijk dat die gevolgen van enige betekenis zijn. In de omstandigheid dat [appellant] als recreant gebruik maakt van het stiltegebied is geen persoonlijk belang gelegen dat hem in voldoende mate van anderen onderscheidt.
Gelet op het voorgaande is [appellant] geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Omdat [appellant] geen belanghebbende is, is zijn verzoek om handhaving geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De afwijzing van dat verzoek is dan ook geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Nu slechts tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt, had het college het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk moeten verklaren. Dat heeft het college ten onrechte niet gedaan.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
w.g. Wortmann    w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
457-884.