94.1.In beginsel dient legaal bestaande bebouwing als zodanig in het bestemmingsplan te worden bestemd. Indien nieuwe planologische inzichten daartoe aanleiding geven en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen, kan uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening daarvan worden afgezien. In dat geval kan het bestaande legale bouwwerk onder het overgangsrecht worden gebracht, mits de raad aannemelijk maakt dat het bouwwerk binnen de planperiode wordt verwijderd. Met het overgangsrecht wordt immers beoogd een tijdelijke situatie te overbruggen.
De gebouwen op de gronden van Van Heugten zijn met een vergunning als agrarische bedrijfsgebouwen opgericht. In het vorige plan, het bestemmingsplan "Buitengebied Asten 2008", was aan de gronden van Van Heugten de bestemming "Agrarisch - Landschappelijke waarden" toegekend. Op grond van die bestemming waren de legaal opgerichte agrarische bedrijfsgebouwen ter plaatse toegestaan. In dit plan is aan de gronden van Van Heugten de bestemming "Recreatie" toegekend en is een bouwvlak ingetekend. Binnen dit bouwvlak is, naast de bedrijfswoning en gebouwen ten dienste van de minicamping en groepsaccommodatie, enkel nog maximaal 80 m2 aan gebouwen toegestaan in de vorm van bijgebouwen bij de bedrijfswoning. Nu de oppervlakte van de legaal aanwezige gebouwen, daargelaten de vraag of deze wel als bijgebouwen bij de bedrijfswoning kunnen worden aangemerkt, deze maximale oppervlakte ruim overschrijdt, stelt de Afdeling vast dat de raad deze gebouwen niet als zodanig heeft bestemd, waardoor deze gebouwen onder het overgangsrecht zijn komen te vallen. Anders dan de raad stelt, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat deze gebouwen binnen de planperiode zullen worden verwijderd. De enkele opmerking van de raad dat de gebouwen kúnnen worden verwijderd is daartoe onvoldoende. Voorts overweegt de Afdeling dat de gebouwen legaal op de gronden van Van Heugten aanwezig zijn en dat de raad dus niet handhavend tegen de gebouwen kan optreden.
Gelet op het voorgaande heeft de raad niet in redelijkheid kunnen volstaan met een planologische regeling, waarbij de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op de gronden van Van Heugten onder het overgangsrecht zijn komen te vallen.
De Afdeling hecht er aan op te merken dat het voorgaande meebrengt dat het op de weg van de raad ligt om een passende regeling voor de legaal bestaande gebouwen in het plan te treffen, daarbij ook rekening houdend met de in dit plan aan de gronden toegekende recreatieve bestemming. Daarbij geeft de Afdeling de raad in overweging te bezien dat Van Heugten naar aanleiding van de nieuwe regeling niet in een nadeliger positie komt te verkeren dan wanneer hij geen beroep zou hebben ingesteld.
95. Het beroep is gegrond. Het besluit van 18 april 2017 dient te worden vernietigd voor zover voor twee bestaande legale voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op de gronden van Van Heugten niet een passende regeling in het plan is opgenomen.
96. De raad dient ten aanzien van Van Heugten op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
F. Conclusies, proceskostenveroordeling en opdracht
97. In de bovenstaande rechtsoverwegingen zijn de conclusies per ingesteld beroep weergegeven. De Afdeling ziet, voor het overzicht, aanleiding om deze conclusies, de proceskostenveroordelingen en opdracht hieronder samengevat weer te geven. Daarbij worden de conclusies, zoals ook hierboven bij bespreking van de beroepsgronden is gebeurd, per bestreden besluit geclusterd.
98. Het beroep van Van den Broek vof tegen het besluit van 3 juli 2018 is gegrond.
Dit besluit dient te worden vernietigd voor zover het betrekking heeft op het plandeel aan de Kloosterstraat 8, de Kloosterstraat ongenummerd en de Kloosterstraat 12 te Ommel.
99. De beroepen van ZLTO Asten, Van der Velden Holding en Raijmakers tegen het plan, zoals vastgesteld bij besluit van 18 april 2017 en gewijzigd bij besluit van 3 juli 2018, zijn ongegrond.
De beroepen van ZLTO Asten, Van der Velden Holding en Raijmakers tegen het besluit van 18 april 2017, voor zover gericht tegen de zinsnede "Aanvullend op het bepaalde in 4.2.1 en 4.2.2 geldt, dat een toename van de bestaande oppervlakte aan bebouwing ten dienste van een veehouderij alleen is toegestaan, indien:" uit artikel 4, lid 4.2.3, aanhef en onder a, van de planregels, zijn niet-ontvankelijk.
100. Het beroep van Althuizen tegen het besluit van 18 april 2017 is niet-ontvankelijk.
De beroepen van Verrijt, Van Zeeland, Deelen en Van Heugten tegen het besluit van 18 april 2017 zijn gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd voor zover:
a. daarin aan de gronden van Verrijt aan de Heikamperweg 38 geen aanduiding is toegekend die ter plaatse gebruik als vleeskuikenhouderij toestaat;
b. het artikel 32, lid 32.24, van de planregels betreft;
c. daarin niet een passende regeling is getroffen voor de inpandige statische opslag in de bedrijfsgebouwen op de gronden van Deelen; en
d. daarin voor twee bestaande legale voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op de gronden van Van Heugten niet een passende regeling in het plan is opgenomen.
De beroepen van Klein Zieverink en Gorissen, Van Helmond, Van Kessel, Jansen, M.A. Aarts, Koppens, Van Bommel, Van den Boom, Eraspo, P.F.M. Aarts, Van den Boer en Van Geffen tegen het besluit van 18 april 2017 zijn ongegrond.
101. De raad dient ten aanzien van Van den Broek vof, Verrijt, Van Zeeland, Deelen, Van Heugten en Van Kessel.
Ten aanzien van overige appellanten bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
102. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van Van den Broek Liskesweg vof
tegen het besluit van 3 juli 2018 van de raad van de gemeente Asten tot vaststelling van het bestemmingsplan "Asten Verzamelplan 2018-1" gegrond;
II. verklaart de beroepen van a. Afdeling Asten van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie;
b. M.J.P. van der Velden Holding B.V. en andere; c. M.G.M. Raijmakers B.V.;
tegen het besluit van de raad van de gemeente Asten van 18 april 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Asten 2016", zoals dat luidt na het besluit van 3 juli 2018 tot gedeeltelijke wijziging daarvan, ongegrond;
III. verklaart de beroepen van:
a. Afdeling Asten van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie;
b. M.J.P. van der Velden Holding B.V. en andere; c. M.G.M. Raijmakers B.V.;
tegen het besluit van 18 april 2017, voor zover het de zinsnede "Aanvullend op het bepaalde in 4.2.1 en 4.2.2 geldt, dat een toename van de bestaande oppervlakte aan bebouwing ten dienste van een veehouderij alleen is toegestaan, indien:" uit artikel 4, lid 4.2.3, aanhef en onder a, van de planregels betreft, niet-ontvankelijk;
IV. verklaart het beroep van:
a. P. Althuizen
tegen het besluit van 18 april 2017 niet-ontvankelijk;
V. verklaart de beroepen van
a. H.A. Verrijt;
b. A.W.J. van Zeeland;
c. E.A.J. Deelen;
d. H.A.W. van Heugten;
tegen het besluit van 18 april 2017 gegrond;
VI. verklaart de beroepen van:
a. M.J.A.P. Klein Zieverink en N.J.E. Gorissen;
b. A.F.M. van Helmond, R.A.H. Manders en Van Helmond Melkveebedrijf vof;
c. G.L.M. van Kessel;
d. J.W. Jansen en H.M. Derix-Jansen;
e. M.A. Aarts;
f. A.G.L. Koppens en M.A.L. Koppens;
g. H.E.J. van Bommel;
h. A.F. van den Boom;
i. Eraspo B.V.
j. P.F.M. Aarts en G.M. Leenen-Aarts;
k. L.W.A.A. van den Boer en A.F.M. van Geffen;
tegen het besluit van 18 april 2017 ongegrond;
VII. vernietigt het besluit van 3 juli 2018 voor zover het betrekking heeft op het plandeel aan de Kloosterstraat 8, de Kloosterstraat ongenummerd en de Kloosterstraat 12 te Ommel.
VIII. vernietigt het besluit van 18 april 2017 voor zover:
a. daarin aan de gronden van H.A. Verrijt aan de Heikamperweg 38 geen aanduiding is toegekend die ter plaatse gebruik als vleeskuikenhouderij toestaat, en
b. het artikel 32, lid 32.24, van de planregels betreft;
c. daarin niet een passende regeling is getroffen voor de inpandige statische opslag in de bedrijfsgebouwen op de gronden van E.A.J. Deelen, en
d. daarin voor twee bestaande legale voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op de gronden van H.A.W. Van Heugten niet een passende regeling in het plan is opgenomen;
IX. draagt de raad van de gemeente Asten op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen VII en VIII worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
X. veroordeelt de raad van de gemeente Asten tot vergoeding van bij: a. Van den Broek Liskesweg vof in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1280,00 (zegge: twaalfhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. H.A. Verrijt in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
c. A.W.J. van Zeeland in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1071,40 (zegge: duizendeenenzeventig euro en veertig cent), waarvan € 1024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
d. E.A.J. Deelen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
e. H.A.W. van Heugten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1071,40 (zegge: duizendeenenzeventig euro en veertig cent), waarvan € 1024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
f. G.L.M. van Kessel in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
XI. gelast dat de raad van de gemeente Asten aan:
a. Van den Broek Liskesweg vof het door haar voor de behandeling van zijn beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) vergoedt
b. H.A. Verrijt het door hem voor de behandeling van zijn beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt;
c. A.W.J. van Zeeland het door hem voor de behandeling van zijn beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
d. E.A.J. Deelen het door hem voor de behandeling van zijn beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt;
e. H.A.W. van Heugten het door hem voor de behandeling van zijn beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt;
f. G.L.M. van Kessel het door hem voor de behandeling van zijn beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.
w.g. Slump w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2019
Verzonden: 7 augustus 2019