ECLI:NL:RVS:2019:2675

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
201905796/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak hebben vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kinderen, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen in het kader van hun hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 29 juli 2019 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris op 27 juni 2019 had besloten hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdelingen hebben op 31 juli 2019 hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hun voorgenomen overdracht op 2 augustus 2019 om 10:40 uur niet zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de hogerberoepstermijn nog niet was verstreken en heeft daarom besloten om de voorgenomen overdracht te schorsen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in verband met de behandeling van het verzoek zijn gemaakt. De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening getroffen en de staatssecretaris tot betaling van € 512,00 aan proceskosten veroordeeld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

201905796/2/V3.
Datum uitspraak: 1 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdelingen], mede voor hun minderjarige kinderen,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 juli 2019 in zaken nrs. NL19.14949 en NL19.14951 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 27 juni 2019 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 29 juli 2019 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben de vreemdelingen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben op 31 juli 2019 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 29 juli 2019 en de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hun voorgenomen overdracht op 2 augustus 2019 om 10:40 uur achterwege blijft. Reeds omdat de hogerberoepstermijn nog niet is verstreken, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om bij wijze van ordemaatregel de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Nadat de termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de voorgenomen overdracht op 2 augustus 2019 achterwege blijft;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Annen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2019
765.