ECLI:NL:RVS:2019:2670

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
201900645/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
  • J.J. van Eck
  • H. Oranje
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om beperkte kennisneming van een aanvullend proces-verbaal van bevindingen door de RDW

In deze zaak heeft de RDW hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 december 2018, waarin de RDW werd verplicht om een Congolees rijbewijs om te wisselen voor een Nederlands rijbewijs. De RDW had dit verzoek afgewezen, omdat het Congolese rijbewijs als vals werd beschouwd. De RDW heeft in hoger beroep een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2018 overgelegd, waarin gedetailleerde kenmerken van het valse rijbewijs zijn beschreven. De RDW verzocht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om te bepalen dat alleen de Afdeling kennis mocht nemen van dit document, vanwege gewichtige redenen die de kennisneming door partijen zouden kunnen schaden.

De Afdeling heeft de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over relevante informatie voor het hoger beroep, en anderzijds het belang dat de bestuursrechter over alle benodigde informatie beschikt om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de detailkenmerken van het Congolese rijbewijs in het aanvullend proces-verbaal niet waren vermeld in eerdere processen-verbaal, en dat kennis van deze kenmerken vervalsers zou kunnen helpen bij het maken van betere vervalsingen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat het algemeen belang van de opsporing van valse documenten zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij om kennis te nemen van het aanvullend proces-verbaal. Het verzoek van de RDW om beperkte kennisneming is daarom gerechtvaardigd en toegewezen. De beslissing is genomen door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.

Uitspraak

201900645/2/A2.
Datum beslissing: 1 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 december 2018 in zaak nr. 17/8689 in het geding tussen:
[wederpartij] wonend te [woonplaats],
en
de RDW.
Procesverloop
De RDW heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 december 2018 in zaak nr. 17/8689.
De RDW heeft één gedingstuk met bijlage overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.
Het betreft een aanvullend proces-verbaal van bevindingen/onderzoek van 4 mei 2018 met bijlage, opgesteld door een buitengewoon opsporingsambtenaar van de RDW.
De Afdeling heeft de RDW verzocht het verzoek om beperkte kennisname van het stuk nader te motiveren. De RDW heeft een nadere motivering ingediend.
Overwegingen
1.    De RDW heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het document kennis zal nemen.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    [wederpartij] heeft bij de RDW een Congolees rijbewijs ingediend met het verzoek dit om te wisselen voor een Nederlands rijbewijs. De RDW heeft dat verzoek afgewezen omdat het Congolese rijbewijs een vals document is. Volgens een proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2017, opgesteld door een buitengewoon opsporingsambtenaar van de RDW, is uit technisch onderzoek gebleken dat het document vals is. Dit proces-verbaal heeft de RDW bij de rechtbank overgelegd. In hoger beroep heeft de RDW een door een medewerker van de Koninklijke Marechaussee opgesteld proces-verbaal van bevindingen van 27 februari 2019 overgelegd waarin eveneens is vermeld dat uit technisch onderzoek is gebleken dat het document vals is. Deze processen-verbaal heeft de RDW bij de rechtbank onderscheidenlijk de Afdeling overgelegd zonder een verzoek als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. Dit is de reden dat de Afdeling de RDW heeft gevraagd om zijn verzoek tot beperkte kennisneming van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen/onderzoek van de RDW van 4 mei 2018 nader te motiveren.
4.    Volgens de nadere motivering van de RDW bevatten de processen-verbaal van de RDW en de Koninklijke marechaussee algemene beschrijvingen van geconstateerde onregelmatigheden van het Congolese rijbewijs. In het aanvullend proces-verbaal van bevindingen/onderzoek van de RDW is explicieter ingegaan op de kenmerken van het Congolese rijbewijs op grond waarvan is geconcludeerd dat het document vals is. In de bijlage bij het aanvullend proces-verbaal zijn voorbeelden van andere valse rijbewijzen met deze kenmerken weergegeven. Volgens de RDW kan een persoon die rijbewijzen vervalst met deze informatie zijn werkwijze verfijnen, waardoor het steeds moeilijker wordt om valse documenten van echte te onderscheiden. Op grond van het voorgaande heeft de RDW in de nadere motivering het verzoek om beperkte kennisneming van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van de RDW met bijlage gehandhaafd.
5.    De Afdeling stelt vast dat in het aanvullend proces-verbaal van bevindingen/onderzoek van de RDW van 4 mei 2018 enkele detailkenmerken van het Congolese rijbewijs zijn vermeld op grond waarvan is geconcludeerd dat het document vals is, terwijl deze detailkenmerken niet zijn vermeld in het proces-verbaal van de RDW van 18 juli 2017 en in het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van 27 februari 2019. De bijlage bij het aanvullend proces-verbaal van de RDW bevat voorbeelden van andere valse rijbewijzen met deze kenmerken. De Afdeling acht aannemelijk dat documenten makkelijker of beter zijn te vervalsen indien vervalsers kennis hebben van deze kenmerken en dat de opsporing van valse documenten hierdoor kan worden bemoeilijkt.
Naar het oordeel van de Afdeling weegt het algemeen belang van de opsporing van valse documenten zwaarder dan het belang van [wederpartij] om van het aanvullend proces-verbaal van de RDW met bijlage kennis te nemen.
6.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe;
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2019
507.