ECLI:NL:RVS:2019:2669

Raad van State

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
201904324/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

Op 14 juni 2019 heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht door de staatssecretaris, welke gepland stond op 19 juni 2019. Dit bezwaar werd op 18 juni 2019 behandeld door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De vreemdeling had eerder, op 17 juni 2019, een verzoek ingediend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, om een voorlopige voorziening te treffen om zijn voorgenomen overdracht tegen te gaan. Dit verzoek werd door de griffier van de rechtbank aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.

De voorzieningenrechter overwoog dat het bezwaar van de vreemdeling als een aanvulling op het eerder ingediende verzoek moest worden beschouwd. In een eerdere uitspraak van 27 mei 2019 had de rechtbank het beroep van de vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter bevestigde deze uitspraak op 17 juni 2019 en wees het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter concludeerde dat de argumenten van de vreemdeling geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht.

Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 juni 2019, waarbij mr. H. Troostwijk als voorzieningenrechter en mr. H. Vonk als griffier optraden.

Uitspraak

201904324/3/V3.
Datum uitspraak: 18 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht):
[de vreemdeling],
verzoeker.
Procesverloop
De vreemdeling heeft op 14 juni 2019 krachtens artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht door de staatssecretaris op 19 juni 2019. De staatssecretaris heeft dit bezwaarschrift aan de Afdeling gezonden.
Voorts heeft de vreemdeling op 17 juni 2019 bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening om zijn voorgenomen overdracht tegen te gaan. De griffier van de rechtbank heeft het verzoek ter behandeling aan de voorzieningenrechter aan de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.    Het door de vreemdeling krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 gemaakte bezwaar wordt aangemerkt als een aanvulling op het bij de voorzieningenrechter van de rechtbank ingediende en aan de Afdeling doorgezonden verzoek.
2.    Bij uitspraak van 27 mei 2019 in zaak nr. NL19.9220 heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 18 april 2019, waarbij de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling heeft genomen, ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 17 juni 2019 in zaak nrs. 201904324/1/V3 en 201904324/2/V3 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling deze uitspraak bevestigd en het verzoek van de vreemdeling tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Wat de vreemdeling in het onderhavige verzoek heeft aangevoerd, biedt geen grond om niet langer van de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht uit te gaan.
3.    Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Vonk
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2019
345-872.