201801767/1/A1.
Datum uitspraak: 30 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D] en [appellant E], [appellant F], [appellant G], [appellant H], [appellant I], [appellant J], [appellant K], [appellant L], [appellant M], [appellant N], [appellante O], [appellant P], [appellant Q] (hierna tezamen: [appellant] en anderen), allen wonend te Amstelveen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2018 heeft het college het locatieplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC’s) in Amstelveen.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2018, waar [appellant A] en het college, vertegenwoordigd door mr. R.R. Bisoen en R. Oosterhof, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het bij besluit van 30 januari 2018 vastgestelde plaatsingsplan voorziet onder meer in de plaatsing van een ORAC nabij de splitsing van De Hoorn en De Parel, tegenover het pand aan De Hoorn 4 (locatie 708; hierna: de locatie). De locatie bevindt zich op een grasveld naast vier parkeerplekken. [appellant] en anderen zijn omwonenden van de locatie. Zij kunnen zich niet met het aanwijzen van de locatie verenigen.
Beoordelingskader
2. Bij de keuze voor een locatie voor ORAC’s dient het college een afweging te maken van alle betrokken belangen. Daarbij heeft het college beleidsruimte. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college al dan niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen. Daarbij wordt allereerst beoordeeld of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een ORAC. Als dat zo is, wordt vervolgens beoordeeld of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
2.1. Bij het aanwijzen van locaties voor ORAC’s hanteert het college inrichtingscriteria die bij het besluit van 4 april 2017 zijn vastgesteld. De inrichtingscriteria houden in:
"A. Een doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte;
(de volgorde van gebruik van openbare ruimte is: trottoir, groenstrook, parkeerplaats. Een inzamelvoorziening wordt waar mogelijk op of tegen een vrij stuk trottoir geplaatst. Indien geen trottoir beschikbaar is wordt een groenstrook en/of parkeerplaats als locatie aangewezen en ingericht).
B. Beperking van de overlast voor de omgeving;
(de locatie mag niet belemmerend zijn voor de doorgang van trottoir- en weggebruikers, zoals rolstoelgebruikers, kinderwagens, fietsers, auto’s etc).
C. Waarborgen verkeersveiligheid;
D. Rekening houden met financiële, inzamel-logistieke aspecten en fysieke (on)mogelijkheden om inzamelvoorzieningen te plaatsen.
E. De afstand tussen het perceel waar het huishoudelijke restafval en PMD-afval (plastic- en metalen verpakkingen en drankkartons) ontstaan en de inzamelvoorziening is in principe niet meer dan 300 meter. Bij het bepalen van de afstand gaat het om de afstand tussen de perceelgrens en de aanbiedplaats. In uitzonderingsgevallen is het mogelijk de afstand te verhogen."
Geschiktheid locatie
3. [appellant] en anderen betogen dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen, omdat het grasveld waar de ORAC is voorzien minder veilig wordt voor spelende kinderen door een toename van het autoverkeer en zwerfafval ten gevolge van het gebruik van de ORAC. Volgens [appellant] en anderen gaat met de aanwezigheid van een ORAC op de locatie het enige grasveld in de buurt verloren, waardoor zij niet langer van het uitzicht kunnen genieten. Ter zitting hebben zij gesteld te vrezen voor geluidsoverlast door het dichtslaan van autoportieren en draaiende motoren veroorzaakt door automobilisten die op de locatie stoppen om huisvuil in de ORAC te deponeren.
3.1. Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat voor de doelmatige inrichting van de openbare ruimte is gezocht naar een stuk trottoir dat zich leent voor plaatsing van een ORAC, zodanig dat er nog sprake is van een doelmatige en gelijkmatige spreiding van de ORAC’s in de wijk. Bij gebrek daaraan is gekozen om een ORAC te voorzien in de groenstrook. Daarnaast heeft het college toegelicht dat de ORAC 1,6 m lang en 1,6 m breed is en het bovengrondse gedeelte slechts 1 m hoog is. Door de beperkte omvang van het bovengrondse gedeelte zal het uitzicht niet verminderen en blijft het grasveld grotendeels behouden, aldus het college.
Wat betreft de vrees van [appellant] en anderen dat het door de plaatsing van de ORAC voor kinderen minder veilig wordt om op het grasveld te spelen, stelt het college zich op het standpunt dat de veiligheid niet in geding is. Ten eerste zal de veiligheid niet worden aangetast door zwerfafval, omdat de ORAC is uitgerust met een ‘vullingsgraadmeetsysteem’. Dit systeem geeft een signaal af wanneer de ORAC voor ongeveer 70% gevuld is. Daardoor is het voor de inzameldienst mogelijk om de ORAC doorlopend te monitoren en tijdig te legen. Volgens het college wordt op deze manier voorkomen dat de ORAC vol zit en er zwerfafval ontstaat. Bovendien kunnen de bewoners ook een telefonische of digitale melding doen als er zwerfafval naast of bij de ORAC wordt aangetroffen. De gemeente zorgt er dan voor dat het zwerfafval op korte termijn wordt opgeruimd.
Verder zal de verkeersveiligheid van de kinderen niet worden aangetast, zo stelt het college. De ORAC zal slechts door ongeveer 65 tot 100 huishoudens gebruikt worden. Het college verwacht dat een groot deel van de huishoudens het huisvuil te voet naar de ORAC brengt, omdat de afstand van de woningen van die huishoudens tot de ORAC beperkt is. Daarbij komt dat de locatie in een woonerf ligt waar de maximaal toegestane snelheid 15 km/u is. Bij normaal verkeersgedrag is daarom geen sprake van een verkeersonveilige situatie. Ook het legen van de ORAC leidt niet tot een verkeersonveilige situatie, omdat de ORAC maar één keer per week geleegd wordt en het legen slechts vier minuten duurt, aldus het college.
Het college stelt zich tot slot op het standpunt dat de geluidsoverlast beperkt zal zijn vanwege de verwachting dat een groot deel van de huishoudens waarvoor de ORAC bedoeld is, het huisvuil te voet naar de ORAC brengt. Zo er al sprake zou zijn van geluidsoverlast als gevolg van automobilisten die op de locatie stoppen om hun huisvuil te deponeren, dan blijft die overlast beperkt door de korte duur en lage frequentie daarvan, aldus het college.
3.2. Het college heeft uiteengezet dat de locatie voldoet aan de inrichtingscriteria. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om aan de juistheid van deze toelichting van het college te twijfelen.
Het college heeft voldoende onderbouwd dat wordt voldaan aan het inrichtingscriterium dat de verkeersveiligheid wordt gewaarborgd. Daarbij heeft het naast de op het woonerf toegestane maximale snelheid kunnen betrekken dat de ORAC slechts één keer per week wordt geleegd en dat het merendeel van de huishoudens te voet hun afval in de ORAC zal deponeren. Het onjuist aanbieden van afval is verder een kwestie van handhaving. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.1. is overwogen mocht het college er bovendien van uitgaan dat eventuele hinder als gevolg van zwerfafval binnen aanvaardbare grenzen zal blijven. Verder heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de geluidsoverlast beperkt zal zijn, omdat een groot deel van de huishoudens waarvoor de ORAC bedoeld is naar verwachting het huisvuil te voet naar de ORAC brengt. Daarbij betrekt de Afdeling ook dat indien sprake zou zijn van geluidsoverlast als gevolg van automobilisten die op de locatie stoppen om het huisvuil in de ORAC te werpen, deze geluidsoverlast, gelet op de lage frequentie en korte duur daarvan, niet zodanig is dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen. Daarnaast heeft het college in de vrees voor vermindering van het uitzicht ook geen reden hoeven te vinden om af te zien van de aanwijzing van locatie 708. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het bovengrondse gedeelte van de ORAC slechts 1 m hoog is, zodat het uitzicht van [appellant] en anderen niet zodanig is dat het college niet in redelijkheid de locatie heeft kunnen aanwijzen.
Het betoog faalt.
Alternatieve locaties
4. [appellant] en anderen betogen verder dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen, omdat geschikte alternatieve locaties voorhanden zijn. Ten eerste wijzen zij op het verhoogd tegeloppervlak ter hoogte van het pand aan De Hoorn 28. Volgens hen staat de ORAC op deze locatie minder in het zicht en blijft daarmee het grasveld behouden. Daarnaast ligt deze locatie niet op de route van autoverkeer dat de wijk verlaat, waardoor het verkeer minder toeneemt. [appellant] en anderen wijzen ten tweede op de mogelijkheid om de ORAC te plaatsen op een van de parkeerplaatsen ter hoogte van De Parel 49.
4.1. Het college heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de voorgestelde locatie ter hoogte van De Hoorn 28 niet geschikt is, omdat die locatie in een bocht en pal voor de voordeur van de woning aan De Hoorn 28 ligt. Wat betreft de voorgestelde mogelijkheid om de ORAC op een parkeerplaats ter hoogte van De Parel 49 te plaatsen, stelt het college dat de inrichtingscriteria zich tegen plaatsing op deze locatie verzetten. Voor een doelmatige inrichting van de openbare ruimte is de volgorde van gebruik voor plaatsing van een ORAC: trottoir, groenstrook, parkeerplaats, aldus het college. Volgens het college is het daarom niet noodzakelijk om de ORAC op een parkeerplaats te plaatsen, in plaats van op de locatie.
4.2. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft het college locatie 708 geschikt kunnen achten. Gezien het inrichtingscriterium over de doelmatige inrichting van de buitenruimte en de door het college daarover gegeven toelichting heeft het college de voorgestelde locatie op de parkeerplaats ter hoogte van De Parel 49 ongeschikt kunnen achten voor het plaatsen van een ORAC. Wat betreft de voorgestelde locatie ter hoogte van De Hoorn 28 heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat die locatie onwenselijk is, omdat deze zich pal voor de voordeur van de woning aan De Hoorn 28 bevindt. De genoemde alternatieve locaties geven daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid de locatie heeft kunnen aanwijzen.
Het betoog faalt.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2019
414-884.