ECLI:NL:RVS:2019:2599

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
201806514/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplan met betrekking tot bijgebouwen en woonbestemming

In deze zaak gaat het om een beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen het besluit van de raad van de gemeente De Wolden, dat op 28 juni 2018 het bestemmingsplan voor de locatie '[locatie 1], Alteveer en Meppelerweg 64, Ruinen' heeft vastgesteld. De appellanten zijn van mening dat de aanduiding 'bijgebouwen' die aan hun perceel [locatie 2] is toegekend, hen de mogelijkheid ontnemen om daar een compensatiewoning te realiseren en permanent te wonen. Ze stellen dat ze niet in staat waren om een zienswijze in te dienen over het ontwerpplan, omdat de naam van het plan hen op het verkeerde been heeft gezet.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 juli 2019 uitspraak gedaan. Tijdens de openbare zitting, waar de appellanten en de vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren, heeft de voorzitter, Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, de zaak behandeld. De Afdeling overweegt dat de appellanten voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpplan per e-mail zijn geïnformeerd over de inhoud van het plan, waarin het gebouw op perceel [locatie 2] als bijgebouw werd beschouwd. Hierdoor is het niet aannemelijk dat hen redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze hebben ingediend.

De Afdeling verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] niet-ontvankelijk, omdat zij niet tijdig hebben gereageerd op het ontwerpplan. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betrokkenheid bij bestemmingsplannen en de noodzaak voor appellanten om alert te zijn op wijzigingen die hen aangaan.

Uitspraak

201806514/1/R3.
Datum uitspraak: 23 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Hoogeveen,
en
de raad van de gemeente De Wolden,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 23 juli 2019 om 12:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud    voorzitter
griffier: mr. B. Klein Nulent
Verschenen:
[appellant A] en [appellant B];
De raad van de gemeente De Wolden, vertegenwoordigd door N. Spring in ’t Veld en J. Huis.
Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van 28 juni 2018, waarbij het bestemmingsplan "[locatie 1], Alteveer en Meppelerweg 64, Ruinen" is vastgesteld.
De Afdeling
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Daartoe overweegt zij het volgende.
1. Het beroep van [appellant A] en [appellant B] is gericht tegen de aanduiding "bijgebouwen" die in het plan is toegekend aan het gebouw op hun perceel [locatie 2]. Volgens [appellant A] en [appellant B] wordt hun hiermee de mogelijkheid ontnomen om op dit perceel een compensatiewoning te realiseren en hier permanent te gaan wonen. [appellant A] en [appellant B] hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht, maar volgens hen kan hun dit redelijkerwijs niet worden verweten. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben [appellant A] en [appellant B] aangevoerd dat zij door de naam van het plan op het verkeerde been zijn gezet, omdat deze naam niet doet vermoeden dat het plan ook een wijziging inhoudt voor het perceel [locatie 2].
2. In de kennisgeving van het ontwerpplan staat dat de agrarische bedrijfsbestemming van het voormalige agrarische bedrijf [locatie 1]-[locatie 2] wordt gewijzigd naar een woonbestemming. Eerder is op 6 december 2017 een e-mail verzonden aan [appellant B], gericht aan de [appellanten], waarin is vermeld dat een concept-bestemmingsplan is ingediend bij de gemeente en dat hierin het gebouw op het perceel [locatie 2] wordt beschouwd als bijgebouw.
3. Omdat [locatie 2] in de zakelijke omschrijving van het plan is genoemd en [appellant A] en [appellant B] voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpplan per e-mail zijn geïnformeerd over de inhoud van het plan, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant A] en [appellant B] redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij over het ontwerpplan geen zienswijze naar voren hebben gebracht. De Afdeling komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroepschrift van [appellant A] en [appellant B].
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Minderhoud    w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
218-896.