ECLI:NL:RVS:2019:2596
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en digitale ondertekening uitspraak
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 28 februari 2019. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 14 maart 2019 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. de Schutter, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en het onderzoek gesloten na het indienen van een nader stuk door de rechtbank.
De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de grieven van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De eerste grief bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De tweede grief betreft de digitale ondertekening van de uitspraak, welke eerder is behandeld in een andere uitspraak van de Afdeling. De Afdeling concludeert dat, hoewel de klacht over de digitale ondertekening terecht is, dit niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de rechter en griffier hebben verklaard dat de tekst van de uitspraak identiek was aan die in het digitaal dossier.
Uiteindelijk bevestigt de Afdeling de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2019.