ECLI:NL:RVS:2019:259

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
201805808/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit kinderopvangtoeslag en partnerstatus

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de kinderopvangtoeslag voor het toeslagjaar 2015 op nihil is vastgesteld door de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst heeft de toeslag op nihil vastgesteld en het reeds uitbetaalde bedrag aan voorschotten teruggevorderd, omdat [appellante] niet in aanmerking kwam voor de toeslag. Dit werd onderbouwd met de stelling dat haar toeslagpartner, [partner], in dat jaar in Suriname woonde en werkte, en dat [appellante] niet had aangetoond dat zij alle kosten voor kinderopvang had voldaan.

De rechtbank heeft het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep heeft ingesteld. In het hoger beroep betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [partner] als haar toeslagpartner kan worden aangemerkt, omdat zij geen notarieel samenlevingscontract hebben. De Raad van State overweegt dat, hoewel [appellante] terecht aanvoert dat er geen notarieel samenlevingscontract is, [partner] op grond van de wet als haar toeslagpartner moet worden aangemerkt, omdat zij samen op hetzelfde adres staan ingeschreven en een kind uit hun relatie is geboren.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat [appellante] geen recht heeft op kinderopvangtoeslag, omdat [partner] in 2015 in Suriname woonde en werkte. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201805808/1/A2.
Datum uitspraak: 30 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 mei 2018 in zaak nr. 17/4429 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2017, aangevuld bij besluit van 21 juni 2017, heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag aan [appellante] over het toeslagjaar 2015 op nihil vastgesteld en het reeds uitbetaalde bedrag aan voorschotten teruggevorderd.
Bij besluit van 16 september 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 mei 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Partijen hebben toestemming verleend om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1.    [appellante] en [partner] zijn de moeder en vader van [kind]. In 2015 heeft [appellante] voor opvang van [kind] gebruik gemaakt van [kinderopvang]. [partner] woonde en werkte in dat jaar in Suriname. Voor de opvang heeft [appellante] voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen.
2.    Aan de besluitvorming heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [appellante] voor het toeslagjaar 2015 op grond van artikel 1.6, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag, omdat haar toeslagpartner [partner] in dat jaar in Suriname woonde en werkte. Voorts heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij alle kosten voor kinderopvang in 2015 heeft voldaan.
3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen [partner] terecht als haar toeslagpartner heeft aangemerkt en zij daardoor terecht geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. Daartoe voert zij aan dat artikel 5a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) voor partnerschap vereist dat de ongehuwde partners een samenlevingscontract zijn aangegaan en zij op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisregistratie personen. Hoewel [partner] en zij op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen stonden ingeschreven, waren zij geen notarieel samenlevingscontract aangegaan. Om die reden kan [partner] niet als haar toeslagpartner in de zin van artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) worden aangemerkt.
3.1.    [appellante] betoogt op zichzelf genomen terecht dat [partner] op grond van artikel 3, eerste lid, van de Awir in samenhang gelezen met artikel 5a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awr niet als partner wordt aangemerkt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awir ook als partner wordt aangemerkt degene die als ingezetene op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisregistratie personen als de belanghebbende en uit wiens relatie met een belanghebbende een kind is geboren. Niet in geschil is dat [partner] in 2015 op hetzelfde woonadres als [appellante] in de basisregistratie personen stond ingeschreven en evenmin is in geschil dat [kind] uit de relatie tussen [partner] en [appellante] is geboren. Daarmee dient [partner] op grond van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awir als toeslagpartner van [appellante] te worden aangemerkt.
Op grond van artikel 1.6, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen heeft een ouder slechts aanspraak op kinderopvangtoeslag indien de partner in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont, en in Nederland of op het continentaal plat, in een andere lidstaat of in Zwitserland arbeid verricht. Nu niet in geschil is dat [partner] in 2015 in Suriname woonde en werkte, had [appellante] op grond van de voormelde bepaling geen recht op kinderopvangtoeslag.
Het betoog faalt.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Rijsdijk
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2019
705. BIJLAGE - Wettelijk kader
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 3
1. Partner van de belanghebbende is degene die ingevolge artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als partner wordt aangemerkt. Artikel 2, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing.
2. In aanvulling op het eerste lid wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen onder partner mede verstaan degene die als ingezetene op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisregistratie personen als de belanghebbende en:
a. uit wiens relatie met de belanghebbende een kind is geboren;
[…].
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
Artikel 1.6
[…]
3. Een ouder met een partner heeft slechts aanspraak op een kinderopvangtoeslag, indien de partner in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont, en
a. in Nederland of op het continentaal plat, in een andere lidstaat of in Zwitserland arbeid verricht;
[…].
Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 5a
1. Als partner worden aangemerkt:
[…]
b. de ongehuwde meerderjarige persoon waarmee de ongehuwde meerderjarige belastingplichtige een notarieel samenlevingscontract is aangegaan en met wie hij staat ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland.