ECLI:NL:RVS:2019:2583
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel
Op 22 oktober 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 november 2018 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Timmer, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In het hoger beroep heeft de vreemdeling onder andere gegriefd tegen de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling heeft in eerdere rechtspraak, ECLI:NL:RVS:2019:1400, al geoordeeld over de rechtsvraag met betrekking tot de digitale ondertekening. De Afdeling concludeert dat de klacht over de digitale ondertekening terecht is voorgedragen, maar leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de rechter en griffier hebben verklaard dat de uitspraak correct is ondertekend en de tekst identiek is aan die in het digitaal dossier.
De tweede grief van de vreemdeling leidt ook niet tot vernietiging van de uitspraak, omdat deze geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.