ECLI:NL:RVS:2019:2577

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
201904605/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld bij besluit van 27 mei 2019. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 7 juni 2019, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, hoger beroep ingesteld. De vreemdeling werd vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld. De rechtbank had in haar oordeel dat het binnentreden niet rechtmatig was, ten onrechte geen aanleiding gezien om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten. De Afdeling oordeelt dat deze grief slaagt en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is.

De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling. De staatssecretaris moet ook de proceskosten van het hoger beroep vergoeden. De totale proceskosten worden vastgesteld op € 1.536,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2019.

Uitspraak

201904605/1/V3.
Datum uitspraak: 25 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 7 juni 2019 in zaak nr. NL19.12470 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 7 juni 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Wat de vreemdeling in de grieven 1, 3, 4 en 5 heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000).
2.    In grief 2 klaagt de vreemdeling terecht dat de rechtbank in haar oordeel dat het binnentreden niet rechtmatig is geweest ten onrechte geen aanleiding heeft gezien de staatssecretaris te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten. De Afdeling verwijst ter vergelijking naar haar uitspraak van 16 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2411.
De grief slaagt.
3.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd voor zover daarbij de staatssecretaris niet is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van het beroep van de vreemdeling. De uitspraak van de rechtbank wordt voor het overige bevestigd. De staatssecretaris moet ook de proceskosten van het hoger beroep vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 7 juni 2019 in zaak nr. NL19.12470, voor zover de rechtbank de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet heeft veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten;
III.    bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige;
IV.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.536,00 (zegge: vijftienhonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, griffier.
w.g. Verburg    w.g. Nienhuis
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2019
466-906.