201807752/1/A1.
Datum uitspraak: 24 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Arnhem,
en
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2018 heeft het college het Aanwijzingsbesluit ondergrondse afvalcontainers 2018 vastgesteld, waarbij onder meer de locatie tegenover de [locatie] te Arnhem is aangewezen voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: orac).
Bij besluit van 14 augustus 2018 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2019, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door M. Vink, A.G. Verweij en mr. M.C.J. Kasteel, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Bij het besluit van 19 februari 2018 heeft het college onder meer een orac voorzien in een grasstrook tegenover de [locatie] te Arnhem. [appellant] woont aan de [locatie] en kan zich niet verenigen van de aanwijzing van deze locatie.
2. Bij aanwijzing van locaties voor de plaatsing van orac’s komt het college beleidsruimte toe. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college in redelijkheid tot de aangewezen locatie heeft kunnen komen.
Bestuurlijke lus
3. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Beroepsgronden
4. [appellant] vreest geluidoverlast vanwege het gebruik van de orac. [appellant] betoogt dat de orac al is geplaatst en dat hij met name ’s nachts overlast ervaart. Ook de wekelijkse leging van de orac op maandagochtend om 07:30 uur verstoort volgens [appellant] zijn nacht- en ochtendrust. Er is met name veel pieklawaai door het gebruik van de orac. Ter motivering van dit standpunt heeft [appellant] een rapport van geluidbureau Valersi van 18 juni 2019 met kenmerk 19060013-D overgelegd. [appellant] merkt op dat voor het gebruik van de orac geen pasjes nodig zijn, zodat het gebruik niet tot omwonenden beperkt is. [appellant] stelt dat de geluidsoverlast nog groter zal zijn indien er meer containers voor ander afval worden bijgeplaatst, omdat deze containers nog dichter bij zijn woning zullen worden geplaatst. Volgens hem had het college maatregelen moeten nemen om de negatieve impact van het gebruik van de orac te verzachten.
4.1. Het besluit dat in deze procedure aan de orde is, heeft betrekking op de aanwijzing van locaties voor de plaatsing van "een ondergrondse afvalcontainer ten behoeve van de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen" aan de Garde Grenadiers tegenover [locatie]. De vraag of de locatie geschikt is voor bijplaatsing van andere afvalcontainers en welke geluidhinder daarvan te verwachten is, staat derhalve niet ter beoordeling.
4.2. Het college maakt voor het aanwijzen van locaties gebruik van plaatsingscriteria die voorkomen dat het woongenot van omwonenden onevenredig of in onredelijke mate wordt verstoord door het plaatsen van een orac. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen harde en zachte criteria. Aan de harde criteria moet een locatie altijd voldoen en aan de zachte criteria moet een locatie zo mogelijk voldoen.
Criterium 1 is een zacht criterium en luidt: "De afstand van het hart van de locatie (de OC) tot de gevel van een woning is minimaal 2 meter, maar zo mogelijk groter."
Criterium 3 is een hard criterium en luidt: "De afstand van het hart van de locatie (de OC) tot de gevel van een woning is zodanig groot dat de geluidbelasting op de gevel tijdens het gebruik en het ledigen van de container niet te hoog is."
4.3. Het college stelt dat de afstand van het hart van de orac tot de gevel van de woning van [appellant] ongeveer 10 meter is. Orac’s zijn standaard uitgerust met geluiddempende voorzieningen, zoals een dubbelschalige trommel met rubberen dempers, waardoor het plaatsen van een vuilniszak in de orac nauwelijks geluidhinder veroorzaakt. De leging van de orac vindt doorgaans op werkdagen tussen 07:30 uur en 17:00 uur plaats en duurt maximaal vier minuten. Afhankelijk van het aantal huishoudens dat gebruik maakt van de orac vindt lediging 1 tot 3 keer per week plaats. De orac wordt meerdere malen per jaar technisch onderhouden en schoongemaakt. Het college stelt zich op het standpunt dat de mogelijk ervaren geluidoverlast hiermee tot een aanvaardbaar niveau beperkt zal blijven. In reactie op het door [appellant] overgelegde geluidrapport heeft het college ter zitting gesteld dat er geen geluidnormen bestaan voor orac’s, dat het om piekgeluiden gaat in plaats van constant geluid en dat het de afstand tot de gevel van de woning van [appellant] voldoende acht om onaanvaardbare geluidhinder te voorkomen.
Gelet op het vorenstaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de geluidoverlast ten gevolge van het gebruik van de orac niet zodanig is dat het van de aanwijzing van de locatie had moeten afzien. Het betoog faalt.
Overigens heeft het college ter zitting toegezegd te zullen beoordelen of bij de orac op de aangewezen locatie geluidbeperkende maatregelen kunnen worden toegepast, zoals geluiddempende folie in de schalen van de orac en demping van het geluid van de zwerfvuilklep.
5. [appellant] betoogt dat de orac ten onrechte in het groen tegenover zijn woning is geplaatst. [appellant] heeft zijn woning enkele jaren geleden gekocht met de belofte op uitzicht op groen en bomen. Deze belofte werd destijds ondersteund door de gemeente. Desondanks is de orac nu in de groenstrook geplaatst, aldus [appellant]. Verder betoogt [appellant] dat de orac bij het legen over geparkeerde auto’s moeten worden getild, hetgeen in strijd is met criterium 32. Bovendien is de orac volgens hem overbodig, omdat de bewoners als ze de wijk uitgaan langs twee orac’s komen en de loopafstand naar andere orac’s maximaal 170 meter is.
5.1. Op grond van criterium 10 wordt een orac bij voorkeur niet in het openbaar groen geplaatst, maar als plaatsing in het groen onontkoombaar is dan moet worden voorkomen dat er "groensnippers" overblijven. Dit betreft een zacht criterium, waarvan eventueel kan worden afgeweken. Het college heeft in het besluit op bezwaar gesteld dat plaatsing in het groen in dit geval niet te voorkomen was. Verder heeft het college ter zitting gesteld dat de orac voor het legen niet over de in de naastgelegen parkeerhavens geparkeerde auto’s hoeft te worden getild, omdat de ledigingswagen zich op de straat voor de orac kan opstellen. Verder heeft het college, in reactie op het betoog dat de orac overbodig is, gesteld dat loopafstanden zoveel mogelijk worden beperkt tot 150 m. Door plaatsing van de orac op de aangewezen locatie blijft de loopafstand naar een inzamelpunt voor meerdere huishoudens beperkt. Opheffing van de locatie zou voor sommige omwonenden een loopafstand van meer dan 200 m naar een inzamelvoorziening betekenen. Het college stelt zich op het standpunt dat de aangewezen locatie daarom gehandhaafd moet blijven.
Gelet op de door het college gegeven toelichting en de in het dossier aanwezige foto’s van de aangewezen locatie ziet de Afdeling in het onder 5 weergegeven betoog van [appellant] geen grond voor het oordeel dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen.
Het betoog faalt.
6. [appellant] stelt dat de door hem voorgestelde alternatieve locatie op de hoek Garde Grenadiers en Garde Jagers logischer is voor het plaatsen van een orac. In dit verband betoogt hij dat het onredelijk is dat in zijn straat met dertien huishoudens twee orac’s worden geplaatst, terwijl in de aangrenzende straat met 32 huishoudens slechts één orac wordt geplaatst. Anders dan het college in het besluit op bezwaar heeft gesteld, is de hellingshoek op de aangewezen locatie groter dan op de door hem voorgestelde alternatieve locatie, aldus [appellant].
6.1. In het besluit op bezwaar heeft het college gesteld dat de alternatieve locatie reeds voor aanwijzing van de huidige locatie is beoordeeld als orac locatie. In de buurt van de door [appellant] genoemde alternatieve locatie bevindt zich een wadi, een droge bedding in een woonwijk die bedoeld is als opvang/overloop na overvloedige regenval, waardoor die locatie niet geschikt is. Daarnaast is de alternatieve locatie enigszins hellend, waardoor er volgens het college meer aanpassingen nodig zijn dan op de aangewezen locatie. Het college stelt zich in het besluit op bezwaar op het standpunt dat de alternatieve locatie geen aantoonbaar betere locatie is dan de aangewezen locatie.
Ter zitting heeft het college echter gesteld dat de alternatieve locatie voor de spreiding van de orac’s beter is. Voor de helling op de alternatieve locatie moeten om de orac banden worden aangebracht, maar dit is volgens het college technisch uitvoerbaar en het levert weinig extra kosten op. Het college heeft in het besluit op bezwaar, noch ter zitting gemotiveerd op welke afstand van de wadi de alternatieve locatie ligt en wat de invloed van de aanwezigheid van een orac op de wadi zou zijn. Het college heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd waarom de aangewezen locatie een aantoonbaar betere locatie is dan de voorgestelde alternatieve locatie.
Het betoog slaagt.
Slotoverwegingen
7. De conclusie is dat het besluit van 14 augustus 2018 is genomen in strijd met 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het de motivering van de alternatieve locatie betreft.
7.1. De Afdeling acht in dit geval toepassing van de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51d van de Awb aangewezen. Met het oog op een zo finaal mogelijke beslechting van het geschil zal de Afdeling daarom het college opdragen om binnen 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak alsnog:
- te motiveren waarom niet is gekozen voor de alternatieve locatie op de hoek Garde Grenadiers en Garde Jagers dan wel een gewijzigd besluit te nemen en dat op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen;
- de Afdeling en [appellant] de uitkomst zo spoedig mogelijk mee te delen. .
8. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het college van burgemeester en wethouders van Arnhem op om binnen 6 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen:
- het besluit van 14 augustus 2018, kenmerk 237987, alsnog toereikend te motiveren, in die zin dat deugdelijk wordt gemotiveerd waarom niet is gekozen voor de alternatieve locatie op de hoek Garde Grenadiers en Garde Jagers ;
- indien een nieuw besluit wordt genomen dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
- de uitkomst aan de Afdeling en [appellant] mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, griffier.
w.g. Jurgens w.g. De Jong
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2019
628.