ECLI:NL:RVS:2019:2510
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld bij besluit van 8 juni 2019. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 24 juni 2019, beroep ingesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, heeft hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft het hoger beroep op 23 juli 2019 behandeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de grief van de vreemdeling niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Subsidiair betoogt de vreemdeling dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. Dit deel van de grief slaagt, en het hoger beroep wordt kennelijk gegrond verklaard.
De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van het beroep en het hoger beroep tot een bedrag van € 1.536,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de rechtbank wordt voor het overige bevestigd.