ECLI:NL:RVS:2019:2510

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
201904814/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld bij besluit van 8 juni 2019. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 24 juni 2019, beroep ingesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, heeft hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft het hoger beroep op 23 juli 2019 behandeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de grief van de vreemdeling niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Subsidiair betoogt de vreemdeling dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. Dit deel van de grief slaagt, en het hoger beroep wordt kennelijk gegrond verklaard.

De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van het beroep en het hoger beroep tot een bedrag van € 1.536,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de rechtbank wordt voor het overige bevestigd.

Uitspraak

201904814/1/V3.
Datum uitspraak: 23 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 24 juni 2019 in zaak nr. NL19.13389 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 24 juni 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Wat de vreemdeling primair in de grief aanvoert, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat dit deel van de grief geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000).
2.    Subsidiair betoogt de vreemdeling terecht dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte niet tot vergoeding van de proceskosten heeft veroordeeld, ook al leidt het door haar vastgestelde gebrek in de staandehouding niet tot een gegrond beroep (zie de uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1498).
2.1.    Dit deel van de grief slaagt.
3.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd voor zover daarbij de staatssecretaris niet is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van het beroep van de vreemdeling. De uitspraak van de rechtbank wordt voor het overige bevestigd. De staatssecretaris moet ook de proceskosten van het hoger beroep vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 24 juni 2019 in zaak nr. NL19.13389, voor zover de rechtbank de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet heeft veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten;
III.    bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige;
IV.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.536,00 (zegge: vijftienhonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Drop    w.g. Vonk
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2019
345-872.