ECLI:NL:RVS:2019:2499

Raad van State

Datum uitspraak
22 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
201902674/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot beschermd wonen

Op 22 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De zaak betreft een vreemdeling die op 22 januari 2018 een verzoek indiende bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen. Dit verzoek werd afgewezen en de vreemdeling kreeg onderdak aangeboden in een vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel. Hiertegen maakte de vreemdeling bezwaar, maar dit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 11 mei 2018.

De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 20 maart 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris gedeeltelijk vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris heeft in een schriftelijke uiteenzetting op 17 juli 2019 aangegeven dat de vreemdeling sinds 15 juli 2019 toegang heeft tot de 24-uursopvang in Amsterdam en daar momenteel verblijft. Hierdoor was er volgens de staatssecretaris geen spoedeisend belang meer voor het treffen van de gevraagde voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling afgewezen, omdat het kennelijk ongegrond was. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 juli 2019.

Uitspraak

201902674/2/V1.
Datum uitspraak: 22 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 maart 2019 in zaak nr. 18/3862 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij brief van 22 januari 2018 heeft de staatssecretaris een verzoek van de vreemdeling om hem een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen te verstrekken, afgewezen en hem onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel aangeboden.
Bij besluit van 11 mei 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 maart 2019 heeft de rechtbank, voor zover nu van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit gedeeltelijk vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in zoverre in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Desgevraagd heeft de staatssecretaris een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep de gestaakte 24-uursopvang in de gemeente Amsterdam hervat.
2.    De staatssecretaris heeft in de schriftelijke uiteenzetting van 17 juli 2019 erop gewezen dat de vreemdeling vanaf 15 juli 2019 toegang heeft gekregen tot de 24-uursopvang in de Derkinderenstraat te Amsterdam en hij daar nu verblijft. Er is op dit moment geen spoedeisend belang meer dat het treffen van de gevraagde voorziening rechtvaardigt.
3.    Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    wijst het verzoek af;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Groeneweg
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2019
32-862.