ECLI:NL:RVS:2019:2483
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 13 juni 2018 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 18 maart 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.C. Blomjous, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en op 18 juli 2019 uitspraak gedaan. De Afdeling heeft de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank behandeld en vastgesteld dat de klacht van de vreemdeling terecht was, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechter en griffier hebben verklaard dat de uitspraak correct was ondertekend en dat de tekst van de uitspraak overeenkwam met die in het digitaal dossier.
De grieven van de vreemdeling, die betrekking hadden op de inhoud van de uitspraak van de rechtbank, werden door de Afdeling als niet relevant voor vernietiging van de uitspraak beoordeeld. Het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.