Uitspraak
Datum uitspraak: 17 juli 2019
BESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de stopzetting van zijn huurtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen per 1 december 2017 heeft bevestigd. De Belastingdienst had de huurtoeslag stopgezet op basis van de gewijzigde Wet op de huurtoeslag (Wht), die stelt dat huurtoeslag niet kan worden ontvangen voor woningen op recreatieparken. De rechtbank oordeelde dat de woning van [appellant] deel uitmaakte van een vakantiebestedingsbedrijf, omdat het park waar zijn woning zich bevindt, als recreatiewoningenpark is ingericht en gebruikt. [appellant] betoogde echter dat zijn woning niet als vakantiewoning kan worden aangemerkt, omdat hij er permanent woont en de gemeente Zutphen de permanente bewoning gedoogt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Afdeling oordeelde dat de Belastingdienst ten onrechte had gesteld dat de woning van [appellant] deel uitmaakt van een vakantiebestedingsbedrijf. De Belastingdienst moet nu binnen zes weken een nieuw besluit nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de Afdeling.