ECLI:NL:RVS:2019:2423
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning en inreisverbod
Op 17 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke zaak. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 juni 2016 was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod uitgevaardigd tegen de vreemdeling. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris op 14 juni 2018 opnieuw ongegrond verklaard.
De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft in een tussenuitspraak van 23 oktober 2018 de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een gebrek in het besluit van 14 juni 2018 te herstellen. Na een nadere motivering van het besluit op 13 november 2018, heeft de rechtbank op 7 juni 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de eerdere besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning aan de vreemdeling moet verlenen.
Tegen deze einduitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.