ECLI:NL:RVS:2019:2423

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
201904973/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning en inreisverbod

Op 17 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke zaak. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 juni 2016 was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod uitgevaardigd tegen de vreemdeling. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris op 14 juni 2018 opnieuw ongegrond verklaard.

De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft in een tussenuitspraak van 23 oktober 2018 de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een gebrek in het besluit van 14 juni 2018 te herstellen. Na een nadere motivering van het besluit op 13 november 2018, heeft de rechtbank op 7 juni 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de eerdere besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning aan de vreemdeling moet verlenen.

Tegen deze einduitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

201904973/2/V1.
Datum uitspraak: 17 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van deze wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 oktober 2018 en haar einduitspraak van 7 juni 2019 in zaak nr. 18/4466 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij besluit van 14 juni 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 23 oktober 2018 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een in de uitspraak geconstateerd gebrek aan het besluit van 14 juni 2018 te herstellen.
Bij besluit van 13 november 2018 heeft de staatssecretaris het besluit van 14 juni 2018 nader gemotiveerd.
Bij einduitspraak van 7 juni 2019 heeft de rechtbank het door de vreemdeling tegen het besluit van 14 juni 2018 ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 14 juni 2018 en 13 november 2018 vernietigd, het bezwaar van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van 28 juni 2016 herroepen, bepaald dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning aan de vreemdeling verleent en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 14 juni 2018.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op zijn hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven. Gelet hierop en op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3.    Het verzoek wordt toegewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Schuurman
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2019
282.