201901465/1/V1.
Datum uitspraak: 17 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 11 februari 2019 in zaak nr. NL18.21286 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 11 februari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Op verzoek van de Afdeling heeft de rechtbank schriftelijke inlichtingen gegeven. De vreemdeling en de staatssecretaris hebben daarop gereageerd.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De vreemdeling klaagt in grief 1 dat de rechtbank in strijd met artikel 8:56 van de Awb heeft gehandeld. Hij stelt onder meer dat de rechtbank hem niet met een notificatiebericht ervan op de hoogte heeft gesteld dat een uitnodiging voor de rechtbankzitting van 8 februari 2019 (hierna: de zitting) aan het dossier was toegevoegd.
1.1. In de uitspraak van de rechtbank staat dat de vreemdeling en zijn gemachtigde zonder voorafgaande kennisgeving niet op de zitting zijn verschenen. De Afdeling heeft de rechtbank verzocht stukken over te leggen waaruit blijkt dat tijdig en succesvol een notificatiebericht naar het e-mailadres van de gemachtigde van de vreemdeling is verzonden.
1.2. In reactie hierop heeft de rechtbank een rapport van een technisch onderzoek (hierna: het rapport) overgelegd. Hieruit blijkt onder meer dat de uitnodiging voor de zitting en het bijbehorende notificatiebericht op 4 januari 2019 zijn aangemaakt en verzonden naar het e-mailadres "secretariaat@utensadvocaten.nl". Blijkens het formulier "Beroepschrift Asielprocedure" heeft de gemachtigde van de vreemdeling bij het indienen van het beroep op 18 april 2018 het e-mailadres "habib-portier@utensadvocaten.nl" opgegeven voor het ontvangen van notificatieberichten. Uit het rapport volgt niet dat het notificatiebericht over de zitting naar dit e-mailadres is verzonden. Uit de begeleidende brief van de rechtbank bij het technisch rapport en het dossier blijkt evenmin dat de vreemdeling op andere wijze is uitgenodigd voor de zitting.
Het moet er daarom voor worden gehouden dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan, zonder dat was voldaan aan artikel 8:56, in samenhang gelezen met artikel 8:36c, tweede lid, van de Awb, waardoor de vreemdeling niet de gelegenheid heeft gehad om zijn beroep ter zitting bij de rechtbank toe te lichten.
De grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. Wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd, hoeft niet te worden besproken. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 11 februari 2019 in zaak nr. NL18.21286;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Helmich, griffier.
w.g. Verheij w.g. Helmich
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2019
827.