201709127/1/A1.
Datum uitspraak: 30 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] en anderen (hierna: [appellant] en anderen), wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2017 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC’s) in het stadsdeel Haagse Hout in de wijk Waalsdorp (wijk 77) te Den Haag.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2018, waar [appellant A] en [appellant C], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Naghi-Zadeh en J.A. van der Meer, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het bestreden besluit heeft het college het "Plaatsingsplan ORAC’s Waalsdorp (wijk 77), Haagse Hout, Den Haag" vastgesteld en concrete locaties in de wijk Waalsdorp aangewezen waar ORAC’s worden geplaatst. Onder meer wordt voorzien in de plaatsing van een ORAC in de Van Hogenhoucklaan recht voor, dan wel schuin voor de voorgevels van de woningen van [appellant] en anderen (locatie 77-16B; hierna: de locatie).
Geschiktheid locatie
2. [appellant] en anderen betogen dat het college onvoldoende is ingegaan op hetgeen zij in hun zienswijzen hebben aangevoerd en niet in redelijkheid de locatie 77-16B heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. Daartoe voeren zij aan dat een ORAC op deze locatie het straatbeeld, hun uitzicht en hun woongenot zal aantasten en zal leiden tot waardevermindering van hun woningen. Bovendien zal sprake zijn van stank- en geluidsoverlast en mogelijk zwerfvuil dat naast de ORAC wordt geplaatst.
2.1. Bij de keuze van een locatie voor ORAC's dient het college een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plaatsingsplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen.
2.2. Bij het bepalen van de locaties voor de ORAC's heeft het college de randvoorwaarden, zoals neergelegd in het "Voorstel van het college inzake 4e Programma Ondergrondse Restafvalcontainers (ORAC's): 1000 extra" met kenmerk RIS 280886 gehanteerd. Deze houden in:
"- Loopafstand: De maximale loopafstand van perceel tot de container mag maximaal 75 meter bedragen, waarbij een uitloop naar maximaal 125 meter wordt gehanteerd. De maximale loopafstand van 125 meter kan gehanteerd worden wanneer geen andere locatie beschikbaar is of wanneer aan één van de onderstaande criteria meer recht kan worden gedaan. Wanneer er binnen de 125 meter geen locatie beschikbaar is kan het college onder bijzondere omstandigheid besluiten hiervan af te wijken.
- Parkeren: het aantal te vervallen parkeerplaatsen wordt tot een minimum beperkt.
- Bomen: zo min mogelijk kappen of verplaatsen van bomen.
- Ondergrondse infrastructuur : zo min mogelijk omleggen van reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering.
- Overige obstakels: zo min mogelijk verplaatsen van lichtmasten, telefoonzuilen, HTM-masten en bovenleidingen.
- Bereikbaarheid leegwagen: De leegwagen moet voldoende ruimte hebben om de ORAC’s te kunnen legen.
- Veiligheid: Bij de route van huisdeur naar container moet kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen worden vermeden."
2.3. In de Nota van Antwoord die onderdeel uitmaakt van het plaatsingsplan, en waarnaar in reactie op de zienswijzen van [appellant] en anderen is verwezen, is vermeld dat ORAC's in de gemeente Den Haag al jaren worden gebruikt en dat de gemeente nauwelijks klachten ontvangt over stankoverlast. Reden hiervoor is dat de ORAC's grotendeels onder de grond worden geplaatst en twee halve schalen hebben die tegen elkaar indraaien, waardoor stankoverlast tot een minimum wordt beperkt. De ORAC's worden bovendien twee keer per jaar van binnen en buiten grondig gereinigd.
In antwoord op de zienswijzen van [appellant] en anderen vermeldt de Nota bovendien dat de gemeente niet kan garanderen dat de locaties waar de ORAC's worden geplaatst altijd schoon zijn, maar dat breed wordt ingezet op een schone, veilige en leefbare omgeving. Dit doet de gemeente door de ORAC's tweemaal per week te legen en op te treden tegen bewoners die deze onjuist gebruiken. Indien er vuil rondom de container wordt aangetroffen kan daarvan melding worden gemaakt en zal de gemeente handhavend optreden. In andere wijken is de ervaring dat straten waar ORAC's zijn geplaatst veelal schoner zijn dan voorheen het geval was.
Voorts vermeldt de Nota dat de ORAC's voorzien zijn van een dubbelschalige trommel met rubberen dempers, waardoor het plaatsen van een vuilniszak niet of nauwelijks geluidsoverlast veroorzaakt. Het legen van de ORAC's gebeurt doorgaans op werkdagen tussen 07:00 en 22:00 uur en duurt vijf tot tien minuten. Onder deze omstandigheden zal de mogelijke geluidshinder binnen aanvaardbare grenzen blijven.
Daarnaast vermeldt de Nota dat door de grotendeels ondergrondse plaatsing van de ORAC's de hoogte daarvan slechts één meter is en, omdat op veel locaties al auto's geparkeerd staan, daardoor geen sprake is van een devaluatie van het straatbeeld, uitzicht en woongenot. Het is aan belanghebbenden om aannemelijk te maken dat de plaatsing van ORAC's tot waardedaling van de woning leidt.
2.4. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat het college in de Nota van Antwoord onvoldoende zou zijn ingegaan op hetgeen [appellant] en anderen bij zienswijze hebben aangevoerd. Evenmin ziet de Afdeling reden om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen het college in de Nota van Antwoord naar voren heeft gebracht. Niet aannemelijk is geworden dat zodanige hinder door stank, zwerfvuil of geluid zal ontstaan, dat het college niet in redelijkheid tot aanwijzing van de locatie kon overgaan. Het college heeft zich naar het oordeel van de Afdeling met bovenvermelde motivering tevens in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat plaatsing van de containers geen onaanvaardbare aantasting van het straatbeeld of woongenot oplevert. In de stelling van [appellant] en anderen dat hun woningen in waarde zullen dalen behoefde het college in redelijkheid geen aanleiding te zien om van de aanwijzing van de locatie af te zien. Dit laat onverlet dat eigenaren die menen door aanwijzing van een locatie voor de plaatsing van ORAC's schade te lijden die in verband met de onevenredigheid daarvan niet voor hun rekening dient te komen, een verzoek tot nadeelscompensatie tot het college kunnen richten en dat de beslissing daarop voor bezwaar en beroep vatbaar is.
Het betoog faalt.
Alternatieve locaties
3. [appellant] en anderen betogen voorts dat er geschikte alternatieven bestaan voor plaatsing van de ORAC op de locatie. Volgens hen kan de locatie 77-16B vervallen en met de Orac’s op de nabijgelegen locaties 77-07C en 77-19B worden volstaan zonder dat dit leidt tot loopafstanden van meer dan 125 m. Voorts voeren zij aan dat aan de overkant van de Van Hogenhoucklaan binnen een loopafstand van 75 m geschiktere locaties zijn, bijvoorbeeld ter hoogte van hun woningen of richting de kerk, waar geen woningen staan. Ook de locatie op de hoek van de Van Hogenhoucklaan en de toegangsweg voor het gezondheidscentrum en het appartementencomplex is volgens hen geschikter.
3.1. Bij het bepalen van de locaties voor de ORAC’s heeft het college voormelde randvoorwaarden gehanteerd, waarbij onder meer is gesteld dat de loopafstand van perceel tot de container maximaal 75 m mag bedragen, waarbij een uitloop naar maximaal 125 m wordt gehanteerd, de reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering zo min mogelijk worden omgelegd en bij de route van huisdeur tot container kruisingen met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen moet worden vermeden.
Het college heeft in zijn Nota van Antwoord op de ingebrachte zienswijzen tegen het ontwerpplaatsingsplan vermeld dat het voorstel om de ORAC op locatie 77-16B te laten vervallen geen verbetering is in verband met het overschrijden van de maximale loopafstanden. De alternatieve locatie aan de overkant van de Van Hogenhoucklaan is geen verbetering in verband met langere loopafstanden. De alternatieve locatie op de hoek van de Van Hogenhoucklaan en de toegangsweg voor het gezondheidscentrum en het appartementencomplex is geen geschikte locatie in verband met de ligging van kabels en leidingen, aldus het college in zijn Nota van Antwoord.
Ter zitting heeft het college uiteengezet dat het hoofdargument om de alternatieve locaties minder geschikt te achten dan de gekozen locatie is gelegen in de langere loopafstanden. Daarbij is van belang dat het college het in verband met de veiligheid onwenselijk acht dat omwonenden een straat waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur geldt anders dan via een zebrapad dienen over te steken om een ORAC te bereiken, ook indien die straat, zoals de Van Hogenhoucklaan, geen hoofdroute of ontsluitingsweg is. Het is derhalve een vaste gedragslijn van het college om in dergelijke gevallen loopafstanden te berekenen via het dichtstbijzijnde zebrapad. In voorliggend geval leidt dit tot langere loopafstanden die de alternatieve locaties minder geschikt maken dan de gekozen locatie.
3.2. Ter zitting is gebleken dat geen geschil bestaat over het feit dat, indien wordt afgezien van plaatsing van een ORAC op de locatie 77-16B, de loopafstand naar de dichtstbijzijnde ORAC voor omwonenden de 125 meter uit de randvoorwaarden overschrijdt. Reeds hierom bestaat geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten dit alternatief niet te volgen.
Voorts ziet de randvoorwaarde over veiligheid weliswaar op hoofdroutes en wijkontsluitingswegen en staat vast dat de Van Hogenhoucklaan niet als zodanig is aangewezen, maar dat laat onverlet dat het college, gelet op de aard en de formulering van de randvoorwaarde, in het bijzonder ook in het kader van de beoordeling van de vraag of de voorgestelde alternatieve locatie geschikter is dan de aangewezen locatie, het aspect mag betrekken of de veiligheid in geding is bij het daarbij moeten oversteken van een weg (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3869). De Van Hogenhoucklaan vormt een doorgaande route waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur geldt en waarvan onder meer lijnbussen gebruik maken. Vaststaat dat ter hoogte van de voorgestelde alternatieve locatie geen zebrapad aanwezig is. Gelet hierop kon het college zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat het uit een oogpunt van veiligheid ongewenst is dat gebruikers van de ORAC's anders dan via het dichtstbijzijnde zebrapad deze weg moeten oversteken teneinde de ORAC's te bereiken. Nu dit leidt tot een ongewenste verlenging van loopafstanden ziet de Afdeling reeds hierom geen grond voor het oordeel dat de voorgestelde alternatieve locaties aan de overzijde van de Van Hogenhoucklaan zodanig geschikter zijn, dat het college deze in redelijkheid had moeten verkiezen boven de aangewezen locatie. 4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Polak w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2019
574.