ECLI:NL:RVS:2019:2404
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening tegen voorgenomen uitzetting van vreemdeling
Op 12 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had verzocht om haar voorgenomen uitzetting, die gepland stond voor 13 juli 2019, tegen te gaan. Dit verzoek was ingediend in het kader van een bezwaar tegen haar feitelijke uitzetting, dat was ingediend op basis van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke was afgewezen door de rechtbank. De rechtbank had op 23 mei 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en op 10 juli 2019 had de Afdeling het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden en de eerdere uitspraken, het verzoek van de vreemdeling voor toewijzing in aanmerking komt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet op de geplande datum van 13 juli 2019 om 14.40 uur mag worden uitgezet. De proceskosten zijn vastgesteld op een bedrag van € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en is een belangrijke beslissing in het kader van het vreemdelingenrecht, waarbij de rechten van de vreemdeling en de procedurele waarborgen in acht zijn genomen.