ECLI:NL:RVS:2019:2378
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en digitale ondertekening uitspraak
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 18 februari 2019. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 12 maart 2019 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een nader stuk ingediend, en op verzoek van de Afdeling heeft de rechtbank ook een nader stuk ingediend. Het onderzoek is vervolgens gesloten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank behandeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechter en griffier hebben verklaard dat zij de uitspraak niet op hun eigen mobiele werkplek hebben ondertekend, maar dat de tekst van de uitspraak ten tijde van de ondertekening identiek was aan de tekst in het digitaal dossier. Dit leidde tot de conclusie dat de klacht terecht was voorgedragen, maar niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
De grieven 1 tot en met 4 van de vreemdeling leidden niet tot vernietiging van de uitspraak, omdat deze grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.