ECLI:NL:RVS:2019:226
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Wijziging nationaliteit in de basisregistratie personen en bewijsvoering van nationaliteit
In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het verzoek van [appellante] om haar nationaliteit in de basisregistratie personen (brp) te wijzigen, heeft afgewezen. Het college had eerder, op 13 maart 2017, het verzoek van [appellante] om haar geregistreerde nationaliteit van Syrische naar Palestijnse of staatloos te wijzigen, afgewezen. Dit besluit was gebaseerd op een mededeling van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die bevestigde dat [appellante] met de Syrische nationaliteit was geregistreerd. Tijdens de bezwaarprocedure heeft het college erkend dat de motivering van het eerdere besluit niet volledig was, maar bleef bij de afwijzing van het verzoek.
De commissie voor de bezwaarschriften steunde het college in zijn standpunt, ondanks de claims van [appellante] dat zij steekpenningen had betaald voor haar Syrische paspoort en dat de daarin vermelde nationaliteit onjuist was. De commissie adviseerde om de motivering van het besluit aan te passen, maar het college heeft het advies slechts gedeeltelijk overgenomen. De rechtbank heeft het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.
De Raad van State oordeelde dat voor het wijzigen van eenmaal geregistreerde gegevens in de brp onomstotelijk moet vaststaan dat deze gegevens onjuist zijn. De overgelegde documenten door [appellante] waren niet voldoende om aan te tonen dat zij de Palestijnse nationaliteit had of staatloos was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college voldoende gemotiveerd had gehandeld. De zaak benadrukt de strikte eisen voor bewijsvoering bij wijzigingen in de basisregistratie personen.