ECLI:NL:RVS:2019:2230

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
201700078/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor veehouderij op basis van stikstofdepositie en passende beoordeling

In deze zaak heeft de Raad van State op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in het geding tussen Stichting Werkgroep Behoud de Peel en het college van gedeputeerde staten van Limburg. Het geschil betreft de vergunning die op 17 november 2016 is verleend voor een veehouderij in Helden, op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. De Werkgroep heeft beroep ingesteld tegen deze vergunning, omdat deze volgens hen niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is gemaakt.

De Raad van State oordeelde dat de vergunning niet kon worden verleend, omdat de passende beoordeling en het PAS niet voldoen aan de eisen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, waarin werd vastgesteld dat de passende beoordeling niet aan de wettelijke eisen voldeed.

De Raad van State heeft het beroep van de Werkgroep gegrond verklaard en het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg vernietigd. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de Werkgroep, alsook het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van stikstofdepositie in relatie tot natuurwaarden in Natura 2000-gebieden.

Uitspraak

201700078/2/R2.
Datum uitspraak: 5 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
Stichting Werkgroep Behoud de Peel, gevestigd te Deurne,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2016, kenmerk 2016/91096, heeft het college een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor de veehouderij [locatie] in Helden.
Tegen dit besluit heeft de Werkgroep beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    Bij besluit van 25 april 2019 heeft het college op basis van een daartoe strekkende aanvraag een vergunning op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming verleend voor de wijziging en uitbreiding van de veehouderij [locatie] in Helden. Dit besluit is geen besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb, omdat daar een zelfstandige aanvraag aan ten grondslag ligt. De termijn voor het instellen van beroep eindigt op 14 juni 2019. Het besluit van 25 april 2019 is derhalve nog niet in rechte onaantastbaar, zodat de Werkgroep nog belang heeft bij de beoordeling van haar beroep tegen het besluit van 17 november 2016.
2.    Het college heeft bij het bestreden besluit vergunning verleend voor een veehouderij die stikstofdepositie veroorzaakt op stikstofgevoelige natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. Het college heeft daarbij toepassing gegeven aan het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (hierna: PAS) en de daarbij behorende regelgeving die vanaf 1 juli 2015 van kracht is. De vergunning kan volgens het college worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is opgesteld. Met de toepassing en uitvoering van het PAS is volgens het college gewaarborgd dat de stikstofdepositie die de veehouderij zal veroorzaken niet zal leiden tot een aantasting van de natuurwaarden in Natura 2000-gebieden.
3.    De strekking van het beroep is - kort gezegd - dat de vergunning niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt, omdat de passende beoordeling en het PAS niet voldoen aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
4.    De Afdeling heeft in de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, geoordeeld dat de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt niet voldoet aan de eisen die uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn voortvloeien.
5.    Het voorgaande betekent dat het college de vergunning voor de veehouderij niet kon verlenen onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 19e en 19f van de Nbw 1998. De overige beroepsgronden behoeven thans geen bespreking.
6.    Het beroep is kennelijk gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
7.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 17 november 2016, kenmerk 2016/91096;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg tot vergoeding van bij Stichting Werkgroep Behoud de Peel in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.    verstaat dat het college van gedeputeerde staten van Limburg aan Stichting Werkgroep Behoud de Peel het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Kramer    w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2019
388.