ECLI:NL:RVS:2019:2221
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Midden-Nederland inzake zorg- en huurtoeslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 oktober 2018. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 26 februari 2018 ongegrond verklaard. De uitspraak van de Raad van State vond plaats op 27 juni 2019. De zaak betreft de herziening van de zorg- en huurtoeslag van [appellant] over het jaar 2016, die door de Belastingdienst/Toeslagen was vastgesteld op respectievelijk € 559,00 en € 1.172,00. Tevens werd bepaald dat [appellant] een bedrag van € 23,00 aan te veel ontvangen zorgtoeslag en € 915,00 aan teveel ontvangen huurtoeslag moest terugbetalen.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en overweegt dat de Belastingdienst/Toeslagen verplicht is om de tegemoetkoming te herzien indien de door de inspecteur van de Belastingdienst vastgestelde inkomensgegevens wijzigen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de definitieve vaststellingen van de zorg- en huurtoeslag over 2016 terecht heeft herzien. De financiële situatie van [appellant], ondanks het hogere inkomen, is geen omstandigheid die de Belastingdienst/Toeslagen in de besluitvorming had moeten betrekken, aangezien de Awir hiervoor geen mogelijkheid biedt. Op grond van artikel 26 van de Awir is [appellant] verplicht de teveel ontvangen zorg- en huurtoeslag terug te betalen, en er is geen bepaling die de Belastingdienst/Toeslagen toestaat om van terugvordering af te zien of deze te matigen. [appellant] kan echter wel een verzoek om een betalingsregeling indienen bij de Belastingdienst/Toeslagen.