ECLI:NL:RVS:2019:219
Raad van State
- Hoger beroep
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
Op 8 juni 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. Op 27 juli 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verbaas, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft op 28 januari 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. In de overwegingen van de Raad werd gesteld dat hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De aangevoerde argumenten voldoen niet aan de criteria van artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en roepen geen vragen op die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven.
Daarom heeft de Raad van State het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.