ECLI:NL:RVS:2019:219

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
201807021/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep

Op 8 juni 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. Op 27 juli 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verbaas, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft op 28 januari 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. In de overwegingen van de Raad werd gesteld dat hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De aangevoerde argumenten voldoen niet aan de criteria van artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en roepen geen vragen op die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven.

Daarom heeft de Raad van State het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.

Uitspraak

201807021/1/V2.
Datum uitspraak: 28 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 27 juli 2018 in zaak nr. NL17.4227 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 27 juli 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verbaas, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.
w.g. Hoogvliet    w.g. Wolff
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2019
238.