ECLI:NL:RVS:2019:2122
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende inreisverbod
Op 1 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 23 mei 2019 het besluit van de staatssecretaris om een vreemdeling een inreisverbod op te leggen, had vernietigd. De rechtbank had bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen op de aanvraag van de vreemdeling om opheffing van zijn ongewenstverklaring.
De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij in afwachting van de uitspraak op zijn hoger beroep geen uitvoering hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen. Hij concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen onomkeerbare gevolgen zou hebben en geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris vereiste.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld. Deze kosten zijn geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 juli 2019.