ECLI:NL:RVS:2019:2117
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om uitzetting te voorkomen
In deze zaak hebben vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling 1 en vreemdeling 2, samen met hun minderjarige kinderen, een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit verzoek betreft een voorlopige voorziening in het kader van hun hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 12 juni 2019. De rechtbank had eerder de beroepen van de vreemdelingen tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaard. De staatssecretaris had op 21 maart 2019 de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat zij niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen gekeken naar de argumenten van de vreemdelingen en de relevante jurisprudentie, waaronder een eerdere uitspraak van 20 februari 2019. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de vreemdelingen voor toewijzing in aanmerking komt.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.