ECLI:NL:RVS:2019:210
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met betrekking tot rechtsvraag en vrijheidsontneming
Op 30 oktober 2018 is een vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, heeft op 26 november 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hiertegen heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 januari 2019 uitspraak gedaan. De eerste grief van de vreemdeling betreft een rechtsvraag die op 7 maart 2019 verder behandeld zal worden. Gezien de termijnen uit artikel 5 van het EVRM en de stand van zaken in de procedure, weegt het belang van de vreemdeling bij opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel zwaarder dan het belang van de staatssecretaris bij voortduren daarvan. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen, voor zover de staatssecretaris daar nog niet toe is overgegaan. Over eventuele schadevergoeding zal in de bodemprocedure worden beslist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.