ECLI:NL:RVS:2019:2075
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 12 februari 2019 buiten behandeling gesteld. De rechtbank Den Haag had op 15 maart 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Timmer, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank behandeld. De Afdeling had eerder in een andere uitspraak, ECLI:NL:RVS:2019:1400, deze kwestie al behandeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de klacht over de digitale ondertekening terecht was, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de rechter en griffier hadden verklaard dat de uitspraak correct was ondertekend.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.