ECLI:NL:RVS:2019:2074
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 30 april 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Op 28 mei 2019 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 juni 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overweegt dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand zal blijven, gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit besluit is genomen zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.