ECLI:NL:RVS:2019:2057

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
201607769/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor veehouderij en mestverwerkingsinstallatie op basis van stikstofdepositie en Habitatrichtlijn

Op 5 juni 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Behoud Leefbaarheid Molenakkers en omgeving en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. De zaak betreft een vergunning die op 30 augustus 2016 is verleend voor een veehouderij en mestverwerkingsinstallatie in Moergestel, op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. De vergunning is verleend onder verwijzing naar het Programma Aanpak Stikstof (PAS), dat van toepassing is op stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden.

De Stichting heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college, met als belangrijkste argument dat de vergunning niet kon worden verleend op basis van de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt. De Afdeling heeft in eerdere uitspraken, waaronder ECLI:NL:RVS:2019:1603, geoordeeld dat de passende beoordeling niet voldoet aan de eisen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het college de vergunning niet kon verlenen.

De Afdeling heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de Stichting. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het college om een nieuw ontwerpbesluit op te stellen en ter inzage te leggen, in plaats van terug te vallen op de eerdere procedure.

Uitspraak

201607769/2/R2.
Datum uitspraak: 5 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
Stichting Behoud Leefbaarheid Molenakkers en omgeving, gevestigd te Moergestel, gemeente Oisterwijk,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2016, kenmerk Z/005054/34847, heeft het college een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor een veehouderij en mestverwerkingsinstallatie aan de [locatie 1] en de [locatie 2] in Moergestel.
.
Tegen dit besluit heeft de Stichting beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    Het college heeft bij het bestreden besluit vergunning verleend voor een veehouderij en mestverwerkingsinstallatie die stikstofdepositie veroorzaakt op stikstofgevoelige natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. Het college heeft daarbij toepassing gegeven aan het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (hierna: PAS) en de daarbij behorende regelgeving die vanaf 1 juli 2015 van kracht is. De vergunning kan volgens het college worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is opgesteld. Met de toepassing en uitvoering van het PAS is volgens het college gewaarborgd dat de stikstofdepositie die de veehouderij zal veroorzaken niet zal leiden tot een aantasting van de natuurwaarden in Natura 2000-gebieden.
2.    De strekking van het beroep is - kort gezegd - dat de vergunning niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt, omdat de passende beoordeling en het PAS niet voldoen aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
3.    De Afdeling heeft in de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, geoordeeld dat de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt niet voldoet aan de eisen die uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn voortvloeien.
4.    Het voorgaande betekent dat het college de vergunning voor de veehouderij en mestverwerkingsinstallatie niet kon verlenen onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 19e en 19f van de Nbw 1998. De overige beroepsgronden behoeven thans geen bespreking.
5.    Het beroep is kennelijk gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
6.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, kan het college voor het alsnog te nemen besluit op de aanvraag niet terugvallen op de eerder gevoerde procedure. Het college dient eerst een ontwerpbesluit op te stellen en ter inzage te leggen.
7.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 30 augustus 2016, kenmerk Z/005054/34847;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij Stichting Behoud Leefbaarheid Molenakkers en omgeving in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.    gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan Stichting Behoud Leefbaarheid Molenakkers en omgeving het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Kramer    w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2019
388.