ECLI:NL:RVS:2019:2050
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 18 december 2017 afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 18 mei 2018 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.E. Stassen-Buijs, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft op 27 juni 2019 uitspraak gedaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd alsnog gegrond verklaard. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris in strijd heeft gehandeld met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met de eerdere uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 1.524,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 juni 2019.