ECLI:NL:RVS:2019:2041
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- E. Steendijk
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank in asielzaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 19 februari 2019 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling was overgeplaatst naar de Extra Begeleidings- en Toezicht Locatie (EBTL) te Hoogeveen door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) op 8 mei 2018. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen belang had bij een inhoudelijke behandeling van zijn zaak, omdat hij niet meer in de EBTL verbleef en geen verzoek om schadevergoeding had ingediend.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, heeft hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep heeft de vreemdeling betoogd dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij wel degelijk om schadevergoeding heeft verzocht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de vreemdeling gegrond verklaard. De rechtbank had de zaak niet inhoudelijk beoordeeld, wat aanleiding gaf om de uitspraak te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de rechtbank voor een inhoudelijke behandeling.
De Raad van State heeft in zijn beslissing het COa veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn ontstaan. De proceskosten zijn vastgesteld op € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2019.