ECLI:NL:RVS:2019:2040
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en digitale ondertekening uitspraak
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 8 februari 2019. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 27 februari 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, betreft de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere uitspraak, ECLI:NL:RVS:2019:1400, al een oordeel gegeven over de rechtsgeldigheid van digitale ondertekeningen. In deze zaak heeft de rechter verklaard de uitspraak niet op de eigen mobiele werkplek te hebben ondertekend, maar dat de tekst van de uitspraak ten tijde van de ondertekening identiek was aan de tekst in het digitaal dossier. De Afdeling oordeelt dat de grief van de vreemdeling niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 512,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.