ECLI:NL:RVS:2019:2039
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en digitale ondertekening uitspraak
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 3 februari 2019. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 februari 2019, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, hoger beroep ingesteld. De vreemdeling werd vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam. De rechtbank had geoordeeld dat de vreemdeling terecht in vreemdelingenbewaring was gesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank behandeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechter en griffier hebben verklaard dat zij de uitspraak niet op hun eigen mobiele werkplek hebben ondertekend, maar dat de tekst van de uitspraak ten tijde van de ondertekening identiek was aan de tekst die in het digitaal dossier is opgenomen. Dit leidde tot de conclusie dat de klacht van de vreemdeling terecht was voorgedragen, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2019.