ECLI:NL:RVS:2019:2037
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 5 februari 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst, waarna hij op 20 februari 2019 een beroep instelde tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die zijn beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling heeft de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank behandeld. De griffier had verklaard de uitspraak niet op de eigen mobiele werkplek te hebben ondertekend, en de rechter kon zich dit niet meer herinneren. Desondanks leidde deze grief niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de rechter en griffier bevestigden dat de uitspraak was ondertekend en dat de tekst van de uitspraak overeenkwam met die in het digitaal dossier.
Uiteindelijk oordeelde de Afdeling dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.