ECLI:NL:RVS:2019:2035
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 21 februari 2019. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 6 maart 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank behandeld. De Afdeling concludeert dat de klacht over de digitale ondertekening terecht is voorgedragen, maar dat dit niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechter en griffier hebben verklaard dat de uitspraak is ondertekend en dat de tekst van de uitspraak op het moment van ondertekening identiek was aan de tekst in het digitaal dossier. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 512,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.