ECLI:NL:RVS:2019:2034
Raad van State
- A.W.M. Bijloos
- T. van Goeverden-Clarenbeek
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van vertrouwelijkheid en bronbescherming in vreemdelingenzaken
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van drie vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling 1, vreemdeling 2 en vreemdeling 3, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 januari 2019, waarin de rechtbank zich uitsprak over hun asielaanvragen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft in deze procedure een verzoek ingediend om bepaalde stukken geheim te houden, op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze stukken bevatten vertrouwelijke informatie die ambtelijk is verkregen en zijn afkomstig uit een e-mailwisseling tussen ambtenaren van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de belangen van de vreemdelingen afgewogen tegen de noodzaak om vertrouwelijke informatie te beschermen. De Afdeling oordeelde dat de vertrouwelijkheid en bronbescherming van de in de stukken neergelegde informatie zwaarder wegen dan het belang van de vreemdelingen om kennis te nemen van deze stukken. Dit betekent dat de vreemdelingen niet in staat zijn om deze informatie in hun hoger beroep te gebruiken, wat een belangrijke beperking voor hen vormt.
De beslissing van de Afdeling houdt in dat het verzoek van de staatssecretaris om de kennisneming van de stukken te beperken, wordt toegewezen. De Afdeling heeft hiermee bevestigd dat in bepaalde gevallen de bescherming van vertrouwelijke informatie zwaarder kan wegen dan het recht op een eerlijk proces voor de betrokken vreemdelingen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 juni 2019.