ECLI:NL:RVS:2019:2026
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en digitale ondertekening uitspraak
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 8 februari 2019. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 6 maart 2019 zijn beroep ongegrond verklaarde, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Guman, heeft een nader stuk ingediend, waarop de rechtbank op verzoek van de Afdeling ook een nader stuk heeft ingediend. Het onderzoek is vervolgens gesloten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank behandeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechter en griffier hebben verklaard dat zij de uitspraak niet op hun eigen mobiele werkplek hebben ondertekend, maar dat de tekst van de uitspraak ten tijde van de ondertekening identiek was aan de tekst in het digitaal dossier. Dit leidde tot de conclusie dat de klacht van de vreemdeling terecht was, maar dat dit niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2019.