ECLI:NL:RVS:2019:1963

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
201902122/3/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake plaatsing ondergrondse restafvalcontainer te Geldermalsen

Op 20 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker], wonend te Culemborg, tegen het dagelijks bestuur van Avri. De zaak betreft de aanwijzing van een locatie voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (orac) door Avri, die op 15 oktober 2018 had plaatsgevonden. De aangewezen locatie ligt op meer dan 10 meter van de woning van [verzoeker] en meer dan 6 meter van de perceelsgrens, in een groenstrook aan de overzijde van de weg.

[Verzoeker] was het niet eens met deze locatie en had bezwaar gemaakt, dat door Avri op 18 februari 2019 ongegrond was verklaard. Hierop heeft [verzoeker] beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Avri van plan was de container op 21 juni 2019 te plaatsen, zonder te wachten op de uitspraak.

In de overwegingen is gekeken naar de afstand van de container tot de woning en de argumenten van Avri over geurhinder en verkeersveiligheid. De voorzieningenrechter concludeert dat Avri de locatie in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen en dat er geen aanleiding is om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201902122/3/A1.
Datum uitspraak: 20 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Culemborg,
verzoeker,
en
het dagelijks bestuur van Avri (hierna: Avri),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2018 heeft Avri de locatie ter hoogte van het perceel [locatie] te Geldermalsen aangewezen (locatie C125R) voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: orac).
Bij besluit van 18 februari 2019 heeft Avri het door [verzoeker] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    [verzoeker] woont op het adres [locatie]. Hij is het niet eens met de aangewezen locatie bij zijn woning. De orac is voorzien op een afstand van meer dan 10 m van zijn woning en meer dan 6 m van de perceelsgrens, zo staat in het besluit op bezwaar. De locatie ligt ten opzichte van de woning aan de overzijde van de weg en is voorzien in een groenstrook.
3.    Op 18 juni 2019 is de voorzieningenrechter gebleken dat de Avri de orac op 21 juni 2019 zal plaatsen. Avri is niet bereid met de plaatsing te wachten totdat de voorzieningenrechter uitspraak op het verzoek heeft gedaan.
4.    In het besluit op bezwaar is Avri ingegaan op de bezwaren van [verzoeker]. Aan het besluit ligt ten grondslag een memo van 4 januari 2019 van ingenieurs- en adviesbureau Antea Group, waarin de keuze voor de locatie wordt gemotiveerd.
Op voorhand ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat Avri de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de afstand van de orac tot de woning in overeenstemming is met de uitgangspunten die Avri hanteert bij de keuze voor een locatie. Wat betreft geurhinder in relatie tot de windrichting wordt overwogen dat orac’s zodanig zijn uitgevoerd dat geurhinder tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt. Volgens Antea Group is gelet op de afstand tot de gevel geen geurhinder te verwachten. Naar voorlopig oordeel ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding dat de locatie uit een oogpunt van verkeersveiligheid dan wel geluidhinder van voertuigen niet mocht worden aangewezen. De Nachtegaallaan maakt deel uit van een zogenoemde 30 km-zone.
Verder heeft Avri bij het besluit op bezwaar alternatieve locaties betrokken. Avri heeft gemotiveerd waarom die locaties volgens haar ongeschikt zijn voor de plaatsing van een orac. Volgens [verzoeker] zijn de door hem genoemde alternatieve locaties onjuist geduid en zijn daarvan niet de juiste foto’s gemaakt. Wat daar ook van zij, de voorzieningenrechter acht het op voorhand niet aannemelijk gemaakt dat alternatieve locaties zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat het college van aanwijzing had moeten afzien.
5.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Beek-Gillessen    w.g. Van Heusden
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2019
163.