201808085/1/A3.
Datum uitspraak: 19 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 augustus 2018 in zaken nrs. 17/8011 en 17/8312 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
de burgemeester van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluiten van 26 april 2017 heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet aan [appellant A] en [appellant B] een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat de woning aan de [locatie], te [plaats A] (hierna de woning), op 8 mei 2017 om 12.00 uur wordt gesloten en tot en met 8 november 2017 12.00 uur gesloten moet blijven.
Bij besluiten van 24 oktober 2017 heeft de burgemeester de door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 augustus 2018 heeft de rechtbank de door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] tezamen hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 mei 2019, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door [gemachtigde], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.V. de Kort en mr. J. Bootsma, advocaten te Den Haag, en F.J. Tak, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De van belang zijnde bepalingen uit de Opiumwet zijn opgenomen in de aangehechte bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Aan de in bezwaar gehandhaafde sluiting van de woning voor zes maanden heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat in de woning en het tuinhuis op het perceel het volgende is aangetroffen:
- in de kelder, in een plastic zak: circa 5 kilo APAAN (wordt gebruikt voor de productie van amfetamine. APAAN is niet strafbaar gesteld in de Opiumwet, maar is een drugsprecusor);
- in de kelder: een crèmekleurige enkelslags tabletteermachine, een bijbehorend vliegwiel en bijbehorende stempels en matrijzen kennelijk bedoeld voor de productie van xtc-pillen;
- in de kelder: vier bakken met daarin tien kilo wit poeder (netto), zijnde ruim 40 kilo cellulose (wordt onder andere gebruikt als bindmiddel in het proces om xtc-pillen te produceren);
- in de kelder: grote hoeveelheden poeder die nog nader getest moeten worden;
- in de schuur: 3,4 kilo (netto) amfetamine;
- in de schuur: circa 665 gram amfetamine;
- in de schuur: 20 xtc-pillen;
- in de schuur: diverse chemicaliën waaronder natriumboorhydride, natriumcyanoboorhydride, nitromethaan en ammoniumnitraat;
- in de schuur: emmers talk (waarvan één rood voorgekleurd);
- in het xtc-Iab: grote hoeveelheden vloeistoffen zoals jerrycans met mierenzuur, ethanol, alcohol 96%, fosforzuur 58%, zoutzuur, isopropylalcohol, zwavelzuur 96%, aceton, waterstofperoxide;
- in het xtc-lab: diverse professionele machines, waaronder een rotavapor en een verwarmingsmatel met roerder, glazen bollen van verschillende afmetingen (zogenaamd laboratoriumglaswerk).
Alle aangetroffen goederen en chemicaliën worden gebruikt voor het vervaardigen van drugs. De aangetroffen hoeveelheid drugs is een handelshoeveelheid. De burgemeester vermoedt dat de aangetroffen hoeveelheid aangetroffen drugs in combinatie met de aangetroffen (grond)stoffen - ook wel drugsprecursoren genoemd - en goederen zijn bestemd voor verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. Het bezit en de productie van harddrugs vormt een direct gevaar voor de gezondheid en de openbare orde van de woning en de woonomgeving. Het is niet relevant of de aanwezigheid van harddrugs daadwerkelijk overlast heeft veroorzaakt, aldus de burgemeester.
3. [appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]) betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de aanwezige drugs en drugsgerelateerde spullen in het tuinhuis niet aanwezig waren voor verkoop, verstrekking of aflevering. De burgemeester was dus niet bevoegd tot sluiting van de woning. De drugs en spullen waren er om te worden opgeruimd. Het ging om apparatuur en chemicaliën uit een loods uit [plaats B] die naar de woning waren gebracht met het voornemen om te worden vernietigd. Het tuinhuis heeft nooit als drugslaboratorium gefunctioneerd. Het waren restanten van een drugslaboratorium die terecht zijn gekomen in het tuinhuis en die mogelijk de gevonden amfetamine kunnen bevatten. De rechtbank heeft miskend dat de burgemeester het vervoeren en de reden van de aanwezigheid van de drugs in het tuinhuis onvoldoende heeft onderzocht. De overweging van de rechtbank dat in de aangetroffen twintig pillen amfetamine is aangetroffen is onjuist. Dit is nooit officieel vastgesteld. Het waren loze pillen. Uit verklaringen van [persoon] blijkt dat het hem alleen gelukt is pillen te slaan van vulstof, maar niet om drugstabletten te vervaardigen nu de tabletteermachine slecht werkte. Van de bestuurlijke rapportage van [inspecteur] had niet mogen worden uitgegaan omdat deze een incriminerend karakter heeft en veel onjuistheden bevat. In het rapport is bijvoorbeeld niet opgenomen dat er geen meldingen zijn gedaan over ordeverstoringen, drugshandel of criminaliteit. Daarnaast is de overweging van de rechtbank dat de verklaring van [appellant A] dat de goederen uit een loods uit [plaats B] komen niet strookt met zijn eerdere verklaring dat hij niet wist van de goederen, onjuist. Hij wist wel van de goederen, maar was van slag door zijn aanhouding. Hij heeft gespeculeerd over hoe daar drugs waren gevonden. Pas later - na zijn vrijlating - drong de affaire [plaats B] weer goed tot hem door. Van drugs in zijn tuinhuis was hij niet op de hoogte, aldus [appellant].
3.1. Aan de besluitvorming is een bestuurlijke rapportage ten grondslag gelegd die op 9 maart 2017 is opgemaakt door [inspecteur] van politie. De rechtbank heeft terecht overwogen dat een bestuursorgaan, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend rapport, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Dat in de bestuurlijke rapportage niets is opgenomen over meldingen over overlast maakt niet dat niet van deze rapportage mag worden uitgegaan. [appellant] stelt weliswaar dat de rapportage onjuistheden bevat, maar onderbouwt dit niet.
3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738, is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs immers met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan evenwel worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs (het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid harddrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is dan vervolgens aan de rechthebbende op het pand om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Dit betekent, dat indien het om een geringe overschrijding van de grens van 0,5 gram gaat en de rechthebbende feiten en omstandigheden kan noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik zou kunnen gaan, er dan in beginsel toch geen bevoegdheid tot sluiting is en de burgemeester zal moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs bestemd is voor de verkoop, aflevering en verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen. 3.3. Tijdens de doorzoeking van de woning, waarvan de resultaten zijn neergelegd in de bestuurlijke rapportage, zijn in de woning de hiervoor onder 2. weergegeven drugs, (grond)stoffen en goederen aangetroffen. Naast de goederen en (grond)stoffen die gebruikt worden voor het vervaardigen van amfetamine, zoals het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft vermeld in zijn rapport van 13 juli 2017, is 3,4 kg stof aangetroffen. Uit onderzoek van het NFI van 22 februari 2017 is gebleken dat deze stof positief op de aanwezigheid van amfetamine is getest. Daarnaast is nog 665 gram van een stof bevattende amfetamine aangetroffen. Daarnaast zijn er ook twintig pillen aangetroffen. Deze pillen zijn door een expert van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen ter plekke positief getest op MDMA, de werkzame stof van xtc-pillen, zo blijkt uit een rapport van [inspecteur] van 8 mei 2017. Dat het [persoon], van wie de spullen afkomstig zouden zijn, niet is gelukt drugstabletten te maken doet er niet aan af dat ter plaatse harddrugs zijn gevonden. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid harddrugs, die de als voor eigen gebruik aangemerkte hoeveelheid van maximaal 0,5 gram ruimschoots overschrijdt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het in beginsel aannemelijk is dat het om een handelshoeveelheid drugs ging die (mede) bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking in of vanuit de woning. Het is aan [appellant] om het tegendeel aannemelijk te maken. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen goederen louter aanwezig waren om te worden vernietigd. In dat kader neemt de Afdeling mede de duur van de periode in aanmerking tussen het moment waarop [appellant] stelt dat de goederen uit [plaats B] naar de woning in [plaats A] zijn overgebracht, te weten op 24 november 2016, en het moment waarop de goederen in de woning in [plaats A] zijn aangetroffen, te weten op 22 februari 2017. Hetgeen [appellant] overigens heeft aangevoerd acht de Afdeling in dit kader niet van belang. Uit het voorgaande volgt dat de burgemeester bevoegd was over te gaan tot sluiting van de woning. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.J. van Eck en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Niane-van de Put
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2019
805.
BIJLAGE
Opiumwet
Artikel 2
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
[…]
Lijst I
amfetamine