ECLI:NL:RVS:2019:1849
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling
Op 5 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 april 2018 was afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 25 april 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist en dat hij opvang en verstrekkingen zou ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek van de vreemdeling, gezien eerdere uitspraken, voor toewijzing in aanmerking kwam. De staatssecretaris, nu de minister van Justitie en Veiligheid, werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdeling niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist en dat de minister van Justitie en Veiligheid de proceskosten tot een bedrag van € 512,00 moest vergoeden, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.