ECLI:NL:RVS:2019:1830

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
201804638/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke beslissing over locatieplaatsing ondergrondse restafvalcontainers in Amersfoort

Op 5 juni 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante, wonend te Amersfoort, en het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort. De zaak betreft een besluit van 22 mei 2018 waarbij het college een locatie in de wijk Nieuwland te Amersfoort heeft aangewezen voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (orac’s). De appellante was het niet eens met deze aanwijzing en heeft beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak op 18 april 2019 ter zitting behandeld. De appellante betoogde dat het college de omwonenden niet had gehoord voordat het besluit werd genomen en dat er onvoldoende draagvlak was onder de gebruikers voor de aangewezen locatie. Het college verdedigde zich door te stellen dat er voldoende draagvlak was, gebaseerd op zienswijzen van omwonenden en een enquête.

De Afdeling oordeelde dat het college geen verplichting had om het besluit opnieuw ter inzage te leggen en dat het college in redelijkheid tot de aangewezen locatie had kunnen komen. Echter, de Afdeling concludeerde dat het besluit onzorgvuldig was genomen omdat het college geen kenbare belangenafweging had gemaakt. Het beroep van de appellante werd gegrond verklaard en het besluit van het college werd vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit werden in stand gelaten. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellante.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om belangen van omwonenden adequaat af te wegen bij het nemen van besluiten die hen aangaan.

Uitspraak

201804638/1/A1
Datum uitspraak: 5 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Amersfoort,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2018 heeft het college onder meer locatie 33377 ter hoogte van de kruising Bosappelgaarde - Goudreinetgaarde (oostzijde) aangewezen voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: orac’s) in de wijk Nieuwland te Amersfoort.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 april 2019, waar [appellante], en het college, vertegenwoordigd door mr.drs. H.J.M. van Gellekom en ing. P.W.M. Wieman, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding en achtergrond
1.    Bij het bestreden besluit heeft het college, door vaststelling van een locatieplan, in de wijk Nieuwland te Amersfoort concrete locaties aangewezen waar orac’s worden geplaatst. Voorts heeft het de zienswijzennota "Ontwerp locatieplan orac’s in Nieuwland" (hierna: de zienswijzennota) vastgesteld. De zienswijzennota behoort bij het vastgestelde locatieplan. In het ontwerp van het locatieplan is gekozen voor een andere locatie 33377, namelijk ter hoogte van de kruising Goudreinetgaarde - Coelhorsterappelgaarde. Naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen over deze locatie, heeft het college besloten de locatie ter hoogte van de kruising Bosappelgaarde - Goudreinetgaarde (oostzijde) alsnog aan te wijzen.
[appellante] woont in de woning aan de [locatie] te Amersfoort. [appellante] kan zich niet verenigen met de bij het bestreden besluit aangewezen locatie 33377 in de nabijheid van haar woning.
Alsnog gelegenheid inbrengen zienswijzen?
2.    [appellante] betoogt dat het college ten onrechte de omwonenden niet heeft gehoord voordat het besloot de locatie aan te wijzen.
2.1.    De Afdeling begrijpt het betoog aldus dat het college volgens [appellante] aanleiding had moeten zien om omwonenden alsnog in de gelegenheid te stellen om een zienswijze in te brengen, zodat zij hun opvattingen over de beoogde aanwijzing van de locatie naar voren konden brengen. Er bestond echter voor het college geen verplichting om het besluit van 22 mei 2018, met daarin een ten opzichte van het ontwerpbesluit gewijzigde locatie 33377, opnieuw ter inzage te leggen om omwonenden in de gelegenheid te stellen alsnog een zienswijze in te brengen. Geen rechtsregel verplicht daartoe.
Het betoog faalt.
Beleidsruimte van het college
3.    Bij de aanwijzing van locaties voor de plaatsing van orac’s komt het college beleidsruimte toe. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college in redelijkheid tot de aangewezen locatie heeft kunnen komen.
3.1.    Bij het bepalen van de locaties van orac’s heeft het college onder meer de uitgangspunten, zoals neergelegd in het "Uitwerkingsplan nieuwe afvalinzameling Amersfoort" van Royal HaskoningDHV, gehanteerd. Deze uitgangspunten komen er op neer dat er draagvlak onder de gebruikers en dat er een verkeerskundig veilige situatie bij het laden/lossen moet zijn.
Bevat het besluit een kenbare motivering?
4.    [appellante] betoogt dat het college bij het besluit de betrokken belangen niet op zorgvuldige wijze heeft afgewogen.
4.1.    In de zienswijzennota is ter motivering van de keuze voor de bij het bestreden besluit aangewezen locatie 33377 slechts vermeld dat de locatie voldoet aan de gestelde uitgangspunten. Het besluit biedt geen inzicht of, en zo ja, op welke wijze het college de verkeerssituatie en het draagvlak onder gebruikers en eventuele andere belangen heeft betrokken bij zijn toetsing. Gelet hierop bevat het besluit geen kenbare belangenafweging, zodat moet worden geoordeeld dat het onzorgvuldig is genomen.
Het betoog slaagt.
Wat betekent dit voor het besluit?
5.    Het beroep is gegrond. Het besluit van 22 mei 2018, voor zover daarbij locatie 33377 is aangewezen als locatie voor de plaatsing van een orac, dient te worden vernietigd.
Kunnen de rechtsgevolgen in stand blijven?
6.    De Afdeling zal vervolgens aan de hand van de overige beroepsgronden beoordelen of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Het college heeft in het verweerschrift de keuze voor de aangewezen locatie toegelicht. De Afdeling zal de aldus gegeven motivering beoordelen.
Draagvlak onder de gebruikers?
7.    [appellante] betoogt dat het college locatie 33377 niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen, omdat niet is gebleken dat er voldoende draagvlak onder de direct omwonenden bestaat. Bij het beroepschrift heeft zij twee verklaringen van omwonenden gevoegd, waaruit volgens haar blijkt dat die zich niet kunnen verenigen met de aangewezen locatie.
7.1.    Het college heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat voldoende draagvlak bestaat bij omwonenden. Daarbij verwijst het naar de omstandigheid dat bij de over het ontwerplocatieplan ingebrachte zienswijzen een lijst is gevoegd, waaruit blijkt dat bewoners van 29 woningen in de wijk Nieuwland de locatie hebben genoemd als geschikte locatie voor de plaatsing van een orac. Het college heeft hieruit afgeleid dat voldoende draagvlak bestaat, nu bijna een kwart van de bewoners die zijn aangewezen op het gebruik van de orac kan instemmen met de locatie. Uit een nadien door het college gehouden enquête onder de gebruikers over de tevredenheid met de locatie, is volgens het college naar voren gekomen dat een groter deel van de gebruikers tevreden is over de locatie.
Uit de handtekeningenlijst blijkt dat indieners van de zienswijze allen wonen in woningen die zijn aangewezen op het gebruik van de orac op de bij het bestreden besluit aangewezen locatie. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college voor het bepalen of draagvlak bestaat alle toekomstige gebruikers van een orac individueel moet benaderen met de vraag of zij kunnen instemmen met een locatie. Het college heeft zich in dit geval op het standpunt mogen stellen dat nu ongeveer een kwart van de gebruikers te kennen heeft gegeven dat zij zich kunnen verenigen met de locatie, voldoende draagvlak bestaat. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat wordt voldaan aan het uitgangspunt van draagvlak.
Verkeerskundig veilige situatie?
8.    Verder voert [appellante] aan dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen, omdat verkeersonveilige situaties zich kunnen voordoen. Daarbij wijst zij erop dat nabij de locatie een basisschool ligt en de verkeerssituatie op de kruising ter hoogte waarvan de locatie is voorzien rond de aanvang- en sluitingstijden van de basisschool druk en onoverzichtelijk is.
8.1.    Het college heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat er vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid geen reden is om de locatie niet aan te wijzen. Een orac leidt er, gelet op de afmetingen daarvan, niet toe dat onvoldoende zicht op de weg bestaat, aldus het college. Het college heeft toegelicht dat het bovengrondse deel van de orac 1,03 m hoog is. Volgens het college neemt het ledigen van de orac op de locatie verder aanzienlijk minder tijd in beslag dan het legen van minicontainers, die voorheen werden gebruikt. Gelet hierop zal zich daarom volgens het college, ten opzichte van de voorgaande situatie, geen situatie voordoen die verkeersonveiliger is.
De Afdeling ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van wat het college naar voren heeft gebracht. Gelet op de gegeven motivering heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat wordt voldaan aan het uitgangspunt dat de locatie een verkeerskundig veilige situatie moet betreffen.
Slotoverwegingen
9.    In wat [appellante] heeft aangevoerd wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat het college de aangewezen locatie, gelet op de in het verweerschrift gegeven motivering, niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen. De Afdeling ziet daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand te laten.
10.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort van 22 mei 2018, kenmerk DIR/LO/5785889, voor zover dit besluit betrekking heeft op locatie 33377;
III.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit, voor zover dat is vernietigd, geheel in stand blijven;
IV.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 37,10;
V.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2019
163-919.