ECLI:NL:RVS:2019:1805

Raad van State

Datum uitspraak
31 mei 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
201903621/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • T. Troostwijk
  • A. Annen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening

Op 16 april 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 2 mei 2019 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.J.M. Oomen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 mei 2019 mondeling uitspraak gedaan. In deze uitspraak is bepaald dat de voorgenomen beëindiging van de verstrekkingen aan de vreemdeling achterwege blijft totdat de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening heeft beslist. Dit betekent dat de vreemdeling voorlopig recht heeft op de verstrekkingen totdat er een definitieve beslissing is genomen over het verzoek om een voorlopige voorziening.

De uitspraak van de voorzieningenrechter is gedaan in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de rechter de mogelijkheid heeft om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep. De zaak is geregistreerd onder nummer 201903621/2/V1 en de uitspraak is gepubliceerd op 5 juni 2019.

Uitspraak

201903621/2/V1.
Datum uitspraak: 31 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 2 mei 2019 in zaak nr. NL19.8995 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Bij besluit van 16 april 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 2 mei 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.J.M. Oomen, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 31 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel bepaald dat de voorgenomen beëindiging van de verstrekkingen aan de vreemdeling achterwege blijft, totdat de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen heeft beslist.
w.g. Troostwijk    w.g. Annen
voorzieningenrechter    griffier
765.