ECLI:NL:RVS:2019:1803

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
201904115/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de mondelinge uitspraken van de rechtbank inzake huisverbod en voorlopige voorziening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de mondelinge uitspraken van de rechtbank Den Haag van 15 en 23 mei 2019. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in verband met besluiten van de burgemeester van Den Haag tot oplegging en verlenging van een huisverbod op 9 en 17 mei 2019. De voorzieningenrechter heeft op 29 mei 2019 in een openbare zitting de zaak behandeld. De burgemeester had de bevoegdheid om te beslissen over het huisverbod, en de rechter toetst deze beslissingen met inachtneming van de ruimte die de burgemeester heeft. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, gezien de omstandigheden van de zaak. Er heeft zich op 8 mei 2019 een incident voorgedaan bij de verzoeker, wat voldoende reden gaf voor het opleggen van een huisverbod. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester rekening heeft gehouden met de belangen van de verzoeker, die in een rolstoel zit, en heeft gezocht naar een geschikte opvanglocatie. De periode van het huisverbod was inmiddels verstreken, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De burgemeester had ook de mogelijkheid om het huisverbod te verlengen, gezien de ongewijzigde omstandigheden in de relatie tussen de verzoeker en zijn vrouw. De voorzieningenrechter heeft geen grond gezien voor het treffen van een voorlopige voorziening, maar heeft wel benadrukt dat het belangrijk is dat het huisverbod zo snel mogelijk wordt opgeheven zodra de situatie dat toelaat.

Uitspraak

201904115/2/A3.
Datum uitspraak: 29 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Den Haag,
tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 15 en 23 mei 2019 in zaak nrs. C/09/573434, C/09/573433, C/09/574071 en C/09/574074 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Den Haag.
Openbare zitting gehouden op 29 mei 2019 om 12:18 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter
griffier: mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken
Verschenen:
[verzoeker], bijgestaan door mr. P. Scholtes, advocaat te Den Haag;
De burgemeester, vertegenwoordigd door M.J. van Dalen en K. Blanck.
======================================
Het hoger beroep richt zich tegen de mondelinge uitspraken van 15 en 23 mei 2019 van de rechtbank. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het geding betreft de besluiten van de burgemeester van 9 en 17 mei 2019 tot oplegging en verlenging van het huisverbod.
Beslissing
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
Gronden
De voorzieningenrechter benadrukt dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft. Het is een moeilijke zaak en de burgemeester heeft bij het soort besluiten dat hier aan de orde is, de bevoegdheid om keuzes te maken. Bij die keuzes heeft hij ruimte om te beslissen. De rechter toetst deze beslissingen wel, maar houdt ook rekening met de ruimte die de burgemeester heeft bij het maken van zijn beslissingen. Dat betekent in dit geval dat de rechter kijkt of de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Het is voor de voorzieningenrechter duidelijk dat op 8 mei 2019 een incident heeft plaatsgevonden bij [verzoeker] thuis en dat dat incident voldoende reden was om een huisverbod op te leggen. Vervolgens was de vraag wie het huis moest verlaten. Ervan uitgaande dat de volwassen zoon en schoondochter niet hun vaste woon- en verblijfplaats bij hem thuis hebben, had dat zowel [verzoeker] als zijn vrouw kunnen zijn. De burgemeester heeft ervoor gekozen om [verzoeker] opdracht te geven het huis tijdelijk te verlaten. [verzoeker] heeft aangegeven dat dat voor hem om meerdere redenen bezwaarlijk is vanwege zijn situatie. Hij zit in een rolstoel, zijn huis is daaraan aangepast en de oplader voor zijn scootmobiel bevindt zich bij de ingang van het huis. Dat zijn allemaal belangrijke punten. Toch is het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dat de burgemeester bij de afweging van de belangen van [verzoeker] en van de achterblijvers voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van [verzoeker]. De burgemeester heeft gezocht naar een opvanglocatie met een voor rolstoelgebruikers toegankelijke kamer waar [verzoeker] ook kan douchen en heeft ook alternatieven aangeboden voor het opladen van zijn scootmobiel. De burgemeester mocht bij zijn afweging betrekken dat deze opvang voorhanden was.
De periode van het huisverbod genoemd in het besluit van 9 mei 2019 is verstreken. In zoverre ontbreekt spoedeisend belang en moet het verzoek om een voorlopige voorziening om die reden worden afgewezen.
Op 17 mei 2019 was de relatie tussen [verzoeker] en zijn vrouw nog niet gestabiliseerd. De burgemeester mocht daarom besluiten het huisverbod te verlengen. Om dezelfde redenen als hiervoor, kon hij ook in redelijkheid de keuze maken om [verzoeker] het huis te laten verlaten. De omstandigheden zijn ook na die tijd niet veranderd. Daarom ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter merkt ten slotte op dat hij het belangrijk vindt dat als de vrouw komend weekend voor enige tijd naar Turkije vertrekt en de zoon haar en zijn spullen uit het huis heeft gehaald, de burgemeester het huisverbod zo snel mogelijk opheft, zodat [verzoeker] dan direct kan terugkeren naar zijn huis.
w.g. Hagen    w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzieningenrechter    griffier
290.