ECLI:NL:RVS:2019:1797

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
201903811/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake plaatsing ondergrondse restafvalcontainer in Lienden

Op 3 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een inwoner van Lienden, hierna te noemen verzoeker, om een voorlopige voorziening te treffen tegen een besluit van het dagelijks bestuur van Avri. Dit besluit, genomen op 25 april 2019, betrof de aanwijzing van locatie B011 voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (ORAC) nabij de entree van 'Lingemeer'. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de ORAC in gebruik genomen zou worden voordat op zijn bezwaren was beslist.

Tijdens de zitting op 27 mei 2019, waar verzoeker werd bijgestaan door mr. D. Pool, en Avri vertegenwoordigd was door mr. J.B. van Doorn en D. Post, zijn de bezwaren van verzoeker besproken. Verzoeker betoogde dat de locatie in strijd was met de richtlijnen van het dagelijks bestuur, met name wat betreft overlast voor aangrenzende percelen en bereikbaarheid. Het dagelijks bestuur heeft echter toegelicht dat er beleidsruimte is bij de aanwijzing van locaties en dat de door verzoeker aangedragen alternatieve locatie niet geschikt was, omdat deze niet in eigendom was van de gemeente.

Na afweging van de belangen heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het besluit van 25 april 2019 in bezwaar niet in stand zou blijven. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 juni 2019.

Uitspraak

201903811/1/A1.
Datum uitspraak: 3 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker], wonend te Lienden, gemeente Buren, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen:
verzoeker,
en
het dagelijks bestuur van Avri,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2019 heeft het dagelijks bestuur de locatie B011 ter hoogte van de parkeerplaats bij de entree van "Lingemeer" in Lienden aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 mei 2019, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. D. Pool, rechtsbijstandverlener, en Avri, vertegenwoordigd door mr. J.B. van Doorn en D. Post, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    In het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur de locatie B011 ter hoogte van de parkeerplaats bij de entree van "Lingemeer" aangewezen voor de plaatsing van een ORAC. [verzoeker] woont op de [locatie]. De ORAC is voorzien op de hoek van de Gelderse Singel met de Betuwe Singel nabij de woning van [verzoeker]. [verzoeker] heeft een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat de ORAC in gebruik genomen zal worden voordat het dagelijks bestuur op zijn bezwaren heeft beslist.
2.    Bij de aanwijzing van locaties voor de plaatsing van ORAC’s heeft het dagelijks bestuur beleidsruimte. Bij het bepalen van de locaties voor de ORAC's heeft het dagelijks bestuur de "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" van 19 april 2018 gehanteerd. Hierin zijn 19 eisen vastgelegd waar de locaties aan moeten voldoen.
3.    [verzoeker] betoogt dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid de locatie B011 heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. Volgens [verzoeker] is de voorziene locatie in strijd met de richtlijnen die het dagelijks bestuur hanteert, onder meer over de overlast voor aangrenzende percelen, de loopafstand, de aanwezigheid van parkeerplaatsen en in verband met de bereikbaarheid en veiligheid. [verzoeker] stelt dat op een afstand van ongeveer 10 m een alternatieve locatie aanwezig is waarop al twee glasbakken aanwezig zijn en een brievenbus. Op die locatie kan het inzamelvoertuig gemakkelijk door auto’s worden gepasseerd.
4.    Het dagelijks bestuur heeft ter zitting van de voorzieningenrechter gereageerd op een aantal bezwaren van [verzoeker], waaronder de bezwaren over de parkeerplaatsen en de bereikbaarheid en veiligheid. Het heeft een memo, opgesteld door Antea Group, in het vooruitzicht gesteld dat bij het besluit op bezwaar zal worden betrokken. Ook heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat op korte termijn nog drie andere locaties in de wijk worden aangewezen voor de plaatsing van een ORAC, waarmee wordt voorkomen dat de hele wijk op locatie B011 is aangewezen. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan het bezwaar van [verzoeker] over de loopafstand. Verder heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat de door [verzoeker] aangedragen alternatieve locatie weliswaar is onderzocht, maar niet geschikt is bevonden, omdat die locatie niet in eigendom is van de gemeente en de eigenaar geen medewerking wil verlenen.
5.    Gelet op de toelichting van het dagelijks bestuur ziet de voorzieningenrechter in hetgeen door [verzoeker] is aangevoerd op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 25 april 2019 in bezwaar niet in stand zal blijven.
6.    Gelet hierop en na afweging van de betrokken belangen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Smulders-Wijgerde, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Smulders-Wijgerde
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2019
672.