ECLI:NL:RVS:2019:1794

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
201807055/3/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan voor gecombineerde ontwikkeling van wonen en verblijfsrecreatie

Op 3 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], en de raad van de gemeente Steenwijkerland. Het geschil betreft het bestemmingsplan 'Veneweg 39, Wanneperveen', dat op 18 juni 2018 door de raad is vastgesteld. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij zich verzetten tegen de recreatieve functies die het plan mogelijk maakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 23 mei 2019.

De voorzieningenrechter overweegt dat het perceel Veneweg 39 een voormalig agrarisch perceel is, waar de eigenaar na sloop van de agrarische opstallen een gecombineerde ontwikkeling van wonen en verblijfsrecreatie wil realiseren. De bestemmingen 'Tuin' en 'Woning - 1' zijn aan het noordelijke deel van het perceel toegekend, terwijl het zuidelijke deel de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' heeft gekregen. Verzoekers vrezen overlast door de mogelijke realisatie van een bed & breakfast in de woning die op het perceel gebouwd zou worden.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van de verzochte voorziening, omdat de raad heeft verklaard dat er geen aanvraag om een omgevingsvergunning zal worden ingediend voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 juni 2019.

Uitspraak

201807055/3/R3.
Datum uitspraak: 3 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Wanneperveen, gemeente Steenwijkerland (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [verzoeker]),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Steenwijkerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Veneweg 39, Wanneperveen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 mei 2019, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.R. Kruisselbrink, advocaat te Zwolle, en mr. J.G. Lindeman, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.    Het perceel Veneweg 39 in Wanneperveen is een voormalig agrarisch perceel. De eigenaar van het perceel heeft het voornemen om, na sloop van de agrarische bedrijfsopstallen, op dit perceel een gecombineerde ontwikkeling van wonen en verblijfsrecreatie te realiseren.
Aan het noordelijke deel van het perceel zijn de bestemmingen "Tuin" en "Woning - 1" toegekend. De bestemming "Wonen - 1" maakt onder meer een woning mogelijk en, na gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid, een bed & breakfast.
Aan het zuidelijke deel van het plangebied is de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" toegekend. Deze bestemming maakt onder meer voorzieningen mogelijk waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat, waaronder drie luxe safaritenten en een boomhut.
3.    [verzoeker] woont aan [locatie] in Wanneperveen. De afstand tussen zijn perceel en het plangebied is ongeveer 55 meter. Hij verzet zich tegen de recreatieve functies die het plan mogelijk maakt.
Het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie"
4.    De raad heeft ter zitting verklaard dat het gemeentebestuur met de initiatiefnemer van de ontwikkeling, G&G Holding B.V., heeft afgesproken dat geen aanvraag om een omgevingsvergunning zal worden ingediend voor activiteiten met een grondslag in de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie", voordat de Afdeling in de bodemprocedure een uitspraak heeft gedaan. Gelet hierop en nu ook anderszins niet is gebleken dat met de inwerkingtreding van het plan in zoverre onomkeerbare gevolgen zullen ontstaan voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de hoofdzaak, is met het verzoek in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening kan rechtvaardigen.
5.    De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat, indien ondanks de genoemde afspraak, onverhoopt toch een aanvraag om een omgevingsvergunning in vorenbedoelde zin wordt ingediend voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak, de raad zowel [verzoeker] als de Afdeling onmiddellijk hiervan op de hoogte zal stellen, opdat [verzoeker] zo nodig een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening kan indienen.
Het plandeel met de bestemming "Wonen - 1"
6.    Op 26 maart 2019 heeft G&G Holding B.V. een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een woning met daarin een bed & breakfast. Het spoedeisend belang bij de verzochte voorziening is in zoverre gegeven.
7.    [verzoeker] richt zich tegen de mogelijkheid dat in de woning een bed & breakfast wordt gerealiseerd. Vanwege de omvang van de woning vreest hij dat dit een groot aantal bezoekers zal aantrekken, hetgeen op zichzelf en in samenhang met de overige toegelaten functies op het perceel zal leiden tot overlast. De raad had daarom voor dit perceel geen afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van bed & breakfast mogen opnemen.
8.    Artikel 5, lid 5.6.4 (afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast), van de planregels luidt:
"Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.5, ten behoeve van een bed en breakfast, met dien verstande dat:
a. er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;
b. de slaapplaatsen moeten worden gerealiseerd in het hoofdgebouw (de woning);
c. maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 5.6.1, 5.6.2, en/of 5.6.3 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1.de verkeersveiligheid;
2.het woon- en leefklimaat;
3.de milieusituatie;
4.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
(…)"
9.    De raad heeft toegelicht dat de in dit plan opgenomen afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van een bed & breakfast vrijwel identiek is aan de regeling die voor de andere woningen in Wanneperveen geldt en ook overeenkomt met het vorige plan. De afwijkingsbevoegdheid maakt het mogelijk dat er maximaal 10 slaapplaatsen voor maximaal 10 personen worden gerealiseerd in de woning. Van de woning mag hiervoor maximaal 35% van het vloeroppervlak worden gebruikt. Bij de vergunningverlening dient te worden beoordeeld of hierdoor onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden plaatsvindt. Gelet op de beperkingen die aan de afwijkingsbevoegdheid zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanknopingspunten voor het oordeel dat gebruikmaking hiervan in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht.
Conclusie
10.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Helder    w.g. Boer
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2019
745.